Achteraanzicht
Nr.
Naam
13
Parallelle
interfaceconnector
14
USB-interfaceconnector
15
Ethernet-interfaceconnector Als de printer over een netwerk wordt gebruikt, moet de Ethernet-kabel hier
16
Netsnoeraansluiting
17
Uitlaatrooster
18
Tonercartridges
19
Bovenklep (face-down
uitvoerlade)
20
Sleuf voor toebehoren (voor
de apart verkrijgbare harde
schijf)
21
Inlaatrooster
2 - 2 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
19
18
17
16
15
14
13
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de parallelle kabel hier worden
aangesloten.
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de USB-kabel hier worden
aangesloten.
worden aangesloten.
Hier wordt het netsnoer aangesloten.
Via dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
Hier plaatst u de zwarte, gele, magenta en cyaan tonercartridges.
Dit is de bovenklep van de printer. Verwijder deze klep als u de
tonercartridges wilt installeren. Deze klep fungeert als de bovenklep en
tevens als de face-down lade van de printer. Hier worden afgedrukte
documenten met de bedrukte zijde naar beneden uitgeworpen.
Gebruik de printer nooit zonder bovenklep.
Hier wordt de los verkrijgbare harde schijf geïnstalleerd.
Om oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
20
21
Omschrijving