2
Algemene printerfuncties
Naam en functie van printeronderdelen
De verschillende onderdelen van de printer worden met de volgende namen aangeduid, en worden voor
de hieronder beschreven doeleinden gebruikt.
Vooraanzicht
Nr.
Naam
1
Papierlade
2
Multifunctionele lade
(MF lade)
3
Voorklep
4
Bedieningspaneel
5
Face-down
uitvoerlade
Papiervanger
6
Uitlaatrooster
7
8
Inlaatrooster
9
Stroomschakelaar
10
Knop B
11
Knop A
12
Papiermeter
5
4
3
2
1
Hier plaatst u papier.
Gebruik deze lade als u bepaalde media met de hand wilt invoeren, zoals
briefkaarten, transparanten, enveloppen, enz.
Het gearceerde deel van de bovenstaande afbeelding. Maak deze klep
open als u vastgelopen papier wilt verwijderen of de printkopcartridge,
transferrolcartridge of fuser wilt vervangen.
Gebruik de toetsen en het LCD-scherm voor het beheren van de printer.
Hier worden afgedrukte documenten met de bedrukte zijde naar
beneden uitgeworpen.
Til de papiervanger op om te voorkomen dat bedrukte vellen op de grond
vallen.
Via dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
Om oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
De stroomschakelaar van de printer. Druk op I om de printer aan te
zetten, en op O om hem uit te zetten.
Druk op knop B om het bovenste gedeelte van de voorklep te openen.
Druk op knop A om de hele voorklep te openen.
Gebruik deze meter om te bepalen wanneer er papier moet worden
bijgevuld.
6
7
8
9
10
11
12
Omschrijving
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 1