Het apparaat installeren en instellen > Gebruik van het bedieningspaneel
19
20
18 Toets [Functiemenu]: Geeft het scherm functiemenu weer.
19 Toets [Terug]: Keert terug naar het vorige scherm.
20 [Opgelet]-lampje: Brandt of knippert wanneer een fout optreedt en een taak wordt afgebroken.
21 Pijltjestoetsen: Verhoogt of verlaagt het aantal, of selecteert het menu in het berichtenscherm. Verplaatst tevens de
cursor bij het invoeren van de tekens.
22 [OK]-toets: Bevestigt een functie of een menu, alsook de ingevoerde nummers.
23 Cijfertoetsen: Om cijfers en symbolen in te voeren.
24 [Stop]-toets: Annuleert of onderbreekt de lopende taak.
25 [Start]-toets: Start het kopiëren en scannen en het verwerken van instellingen.
26 Toets [Stille modus]: Lagere afdruksnelheid voor stille verwerking.
27 Toets [Verificatie/Afmelden]: Doet de gebruiker aanmelden en verlaat de taak voor de huidige gebruiker (bv.
afmelden).
28 [Spaarstand]-lampje: Zet het apparaat in de slaapstand. Schakelt de slaapstand uit.
29 Programmatoetsen: Worden gebruikt om programma's te registreren en op te roepen.
30 [Reset]-toets: Zet de instellingen terug in hun oorspronkelijke stand.
31 [Wissen]-toets: Wist ingevoerde nummers en karakters.
18
21, 22
23
31
30
24
25
2-12
29
28
26
27