Het apparaat installeren en instellen > Gebruik van het bedieningspaneel
Gebruik van het bedieningspaneel
Werking paneeltoetsen
1
2
3
1 Toets [Status/Taak annuleren]: Geeft het scherm Status/Taak annuleren weer.
2 Toets [Documentbox/USB]: Geeft het scherm Documentbox/USB weer.
3 Toets [Systeemmenu/Tellers]: Geeft het scherm Systeemmenu/Tellers weer.
*1
4 Toets [FAX]
: Geeft het scherm Fax weer.
5 Toets [Verzenden]: Geeft het scherm Verzenden weer. U kunt dit wijzigen om het adresboekscherm weer te geven.
6 Snelkiestoetsen: Roept de bestemming op die onder de voorkiestoetsen zijn opgeslagen.
2
*
7 [Wi-Fi]-lampje
: Knippert tijdens de Wi-Fi verbinding.
8 Keuzetoetsen: Selecteert het menu dat wordt weergegeven aan de onderkant van het berichtenscherm.
9 [Verwerken]-lampje: Knippert tijdens het afdrukken of verzenden/ontvangen.
10 [Geheugen]-lampje: Knippert als het apparaat het interne geheugen of het faxgeheugen gebruikt.
11 Berichtenscherm: Geeft het instellingenmenu, de status van het apparaat en foutmeldingen weer.
*2
12 [Wi-Fi Direct]-toets
*1
13 [Op de haak]-toets
14 Toets [Bestemming bevestigen/toevoegen]: Bevestigt de bestemming of voegt een bestemming toe.
15 Toets [Bestemming herhalen/Pauze]
voegen bij het invoeren van een faxnummer.
16 [Adresboek]-toets: Geeft het scherm Adresboek weer.
17 Toets [Kopiëren]: Geeft het scherm Kopiëren weer.
*1 Enkel bij apparaten waarop de faxfunctie geïnstalleerd is.
*2 Alleen voor modellen met Wi-Fi.
*3 Producten zonder de faxfunctie zijn voorzien van de toets [Bestemming herhalen] in plaats van de toets [Bestemming
herhalen/Pauze].
17
16
15
4
5
: Stelt Wi-Fi Direct in, en toont de benodigde informatie voor verbinding en verbindingsstatus.
: Schakelt tussen op de haak en van de haak wanneer u handmatig een fax verzendt.
*3
: Roept de vorige bestemming op. Wordt ook gebruikt om een pauze in te
14
13
12
6
7
2-11
11
8
9
10