Stand C
Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt
aanbevolen voor de volgende gevallen.
•
Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras.
•
Vochtige omstandigheden.
•
Vermindert het energieverbruik van de motor.
•
Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware
omstandigheden.
Ongelijke meshoogte
corrigeren
In verband met verschillen in gazoncondities
en de instellingen van het tegengewicht van de
tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van
het gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren
voordat u het gazon echt gaat maaien.
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem
in werking, zet de motor af en verwijder het
sleuteltje.
2.
Stel de maai-eenheid in op de gewenste
maaihoogte; zie
De maaihoogte instellen (bladz.
12).
3.
Controleer de bandendruk van de voor- en
achterbanden van de tractie-eenheid en breng
indien nodig op de aanbevolen bandendruk;
raadpleeg de Gebruikershandleiding van de
tractie-eenheid.
4.
Controleer op kromme messen; zie
op kromme messen (bladz.
5.
Maai het gras in een testgebied om te
controleren of alle maai-eenheden op dezelfde
hoogte maaien.
6.
Als de maai-eenheden nog moeten worden
afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een
rechte rand van minstens 2 meter.
7.
Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u
de machine in de hoogste maaistand zetten; zie
De maaihoogte instellen (bladz.
8.
Laat de maai-eenheid neer op een vlak
oppervlak. Verwijder de kappen van de
bovenkant van de maai-eenheden.
9.
Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in
de lengterichting liggen.
10.
Meet de afstand van de grond tot de voorste
rand van het mes.
Als de metingen niet overeenkomen met
de gewenste maaihoogte en schuinstand,
raadpleeg dan
De schuinstand van de
maai-eenheid afstellen (bladz.
Controleren
22).
12).
14).
16
11.
Stel de afstandsstukken van de zwenkwielen af
op de maaihoogte vermeld op de sticker van de
zwenkwielen; zie
zwenkwielvork plaatsen (bladz.
Zijafvoer gebruiken
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag
naar het gazon afvoert.
GEVAAR
Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer
of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn
gemonteerd, is er gevaar voor contact met
de messen of uitgeworpen voorwerpen voor
uzelf en anderen. Contact met het draaiende
maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het
maaidek omdat hiermee het maaisel
wordt afgevoerd naar het gazon. Een
beschadigde grasgeleider moet direct
worden vervangen.
• Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
• U mag het uitwerpgebied en de
maaimessen niet reinigen tenzij u de
aftakasschakelaar hebt uitgeschakeld, het
contactsleuteltje naar de stand Uit hebt
gedraaid en het sleuteltje hebt verwijderd.
• Controleer of de grasgeleider omlaag staat.
Tips voor bediening en
gebruik
SNEL-stand gashendel/Rijsnel-
heid
Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de
machine en het maaidek te behouden, moet u de
gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen
aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid als de
belasting van de maaimessen verhoogt. Verhoog de
rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen om te
voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de
grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere
De afstandsstukken van de
13).