5.6 NIVELLERING VAN DE KACHEL
De kachel moet met behulp van een waterpas worden
genivelleerd met behulp van de stelvoetjes (indien
aanwezig) (Afb. 5.10).
A B = waterpas
5.7 AANSLUITING OP DE SYSTEMEN
5.7.1 Elektrische aansluiting
Sluit de kachel eenvoudig aan op het elektrische
systeem via de meegeleverde stekker.
De elektrische aansluiting (stekker) moet ook na
installatie van de kachel goed bereikbaar zijn.
Als de voedingskabel beschadigd is, moet hij door de
servicedienst of een gekwalificeerde technicus worden
vervangen om elk risico te voorkomen.
5.7.1.1 Aarding
Het is verplicht dat het systeem is uitgerust met aarding
en een differentieelschakelaar in overeenstemming
met de huidige wetten (Afb. 5.11).
Zorg ervoor dat het netsnoer geen hete onderdelen
raakt.
Het rookafvoerkanaal dient voorzien te zijn van een
eigen aardverbinding.
5.8 OPTIMALISATIE VAN DE
VERBRANDING
O p t i m a l e v e r b r a n d i n g i s a f h a n k e l i j k v a n
verschillende factoren (type installatie, bedrijfs- en
onderhoudsomstandigheden, type pellets, enz.)
Wanneer de kachel voor het eerst wordt aangestoken,
moet de verbranding optimaal zijn.
Als aan het einde van de verbranding veel resten
in de vuurhaard achterblijven, is het in principe
raadzaam om de verbrandingsconfiguraties te wijzigen
(verhogen of verlagen van hun waarde) totdat de
meest bevredigende stoichiometrische oplossing is
gevonden.
5.9 VENTILATIE
De kachel is voorzien van ventilatie.
De lucht die door de ventilatoren wordt geduwd,
houdt het apparaat op een lage temperatuur om
overmatige spanningen op de materialen waaruit het
is samengesteld te voorkomen.
Sluit de heteluchtuitlaatsleuven niet met voorwerpen,
anders raakt de kachel oververhit!
De kachel is niet geschikt voor het koken van voedsel.
OPGELET: Bedek de ventilatieopeningen niet.
De productafbeeldingen zijn louter indicatief.
04/2023 - NL
Afb. 5.10
Afb. 5.11
17