16.
GEBRUIK AFSTANDSBEDIENING
De onderdelen op de afstandsbediening hebben de volgende functies:
1 Aan/uit
Zet het luchtgordijn aan of uit.
OPMERKING: Toestellen met elektrische verwarming draaien
na uitschakelen ongeveer 2 minuten na om
het verwarmingselement te laten afkoelen.
Voor waterverwarmde en ambient toestellen
kan deze nadraaitijd worden uitgeschakeld via
DIP-switch 2 op de besturingsprint (zie
12. Instellingen
2 Handmatig/automatisch
Schakelt tussen de handmatige en de automatische stand.
OPMERKING: De LED brandt bij de automatische stand.
3, 4 & 5 Regeling warmteniveau
Handmatige stand: Stelt het verwarmingsniveau lager (3) of hoger (4) in.
•
De schaalverdeling (5) laat het geselecteerde verwarmingsniveau zien:
-
onderste led: geen verwarming
-
middelste led: 50% van de verwarmingscapaciteit
-
bovenste led: 100% van de verwarmingscapaciteit
Automatische stand: Stelt de gewenste ruimtetemperatuur lager (3) of hoger (4) in.
•
De schaalverdeling (5) geeft een indicatie van de gewenste ruimtetemperatuur.
De verwarming wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuursensor:
-
aanzuigtemperatuur of
-
ruimtetemperatuur
Stel de gewenste sensor in via de dipswitches in de afstandsbediening.
6, 7 & 8 Ventilatorsnelheid
Schakelt de ventilatorsnelheid tussen laag (6), gemiddeld (7) en hoog (8).
(
1.1)
NL
V
toestel).
Pagina | 28