14.
INSCHAKELEN EN WERKING CONTROLEREN
Bij alle modellen:
1. Sluit alle toestellen.
2. Controleer de volgende aansluitingen:
-
voeding;
-
besturingskabel(s) tussen bedieningspaneel en toestel(len);
Indien toegepast:
-
externe regelcomponenten.
3. Schakel de netvoeding in en/of steek de stekker in het stopcontact bij alle aangesloten toestellen.
4. Start het luchtgordijn met het bedieningspaneel.
5. Controleer dat alle aangesloten toestellen lucht uitblazen, over de gehele breedte van elk toestel.
Bij modellen met waterverwarming:
1. Controleer of de warmtewisselaar en het regelventiel correct zijn aangesloten.
2. Verzeker u ervan dat de CV-installatie ingeschakeld is.
3. Schakel de verwarming in met het bedieningspaneel.
4. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt bij alle aangesloten toestellen. Dit kan enige tijd duren.
5. Ontlucht indien nodig de warmtewisselaar.
Bij modellen met elektrische verwarming:
1. Schakel de verwarming in met het bedieningspaneel.
2. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt bij alle aangesloten toestellen, over de gehele breedte
van elk toestel.
14.1
Overdracht
Draag het systeem over aan de klant/eindgebruiker of een vertegenwoordiger.
Leg uit dat iedereen die het toestel gaat bedienen instructies moet krijgen over veilig gebruik.
Adviseer om waar mogelijk de deur te sluiten voor energiebesparing.
Leg uit dat de aanzuigroosters regelmatig moeten worden schoongemaakt en dat het toestel regelmatig
moet worden onderhouden.
OPMERKING: Laat deze handleiding achter bij de klant/eindgebruiker of zijn vertegenwoordiger.
(
1.1)
NL
V
Pagina | 26