Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Beperkingen Betreft Bpi Kabel; Aansluiten Van Detectoren - Bentel Security ABSOLUTA 3.50 Installatiehandleiding

Uitbreidbare hybride beveiligingscentrale
Verberg thumbnails Zie ook voor ABSOLUTA 3.50:
Inhoudsopgave

Advertenties

BPI Niveau Het BPI Niveau bepaalt de maximale
spanning dat de BPI bus kan overbrengen. Sommige
BPI toestellen beschikken over 5 of 12V.
+
Deze centrale werkt op 12V, daarom moeten
alle BPI randapparaten ingesteld worden op
dezelfde spanning, namelijk 12V.
Neem de handleiding van desbetreffende BPI
randapparatuur door voor de instellingen.
n Beperkingen betreft BPI kabel
Wegens spanningsval en parasitaire capaciteit die
aanwezig is bij BPI lijnen van de centrale, dienen
de volgende beperkingen gevolgt te worden:
Øde maximale draadlengte tussen het centrale en het
BPI toestel mag geen 500m overschrijden;
Øde maximale draadlengte van de BPI lijn van de
centrale mag geen 1000m overschrijden.
Om een goede werking van het BPI toestel te
garanderen is een spanning van minstens 11,5V of meer
een vereiste op klemmen [+] en [-]. Indien de spanning
minder bedraagt kan deze verhoogd worden door:
Øde diameter van de draden te vergroten tussen de
BPI klemmen van de centrale en deze van het BPI
toestel (dit gaat in beide gevallen over de klemmen [+]
en [-];
Øgebruik te maken van een voedingskast om BPI
toestellen te voeden die zich verder van de centrale
bevinden. Hierdoor wordt de voedingskast belast en
niet de BPI bus van de centrale.
Øgebruik te maken van een voedingskast om slechts
de spanning te voorzien voor het BPI toestel
+
De kabellengte die volgt na een voedingskast
draagt niet bij aan de eerder maximaal opgegeven
kabellengte van de BPI lijn van de centrale.
Weerstand
¥
10 K
5 K
0
Tabel 6 Gebalanceerde types: De kolom met weerstanden geeft de weerstandswaarde weer tussen de Zoneklem
en Negatief op een bepaalde waarde (een oneindige waarde wilt zeggen dat de klem open is; 0 wilt zeggen dat de
klem aangesloten is op Negatief).
26
GEBALANCEERDE TYPES (SUPERVISIE)
NO
STANDBY
ALARM
ALARM
ALARM
STANDBY

Aansluiten van Detectoren

Detectoren kunnen aangesloten worden op:
Øklemmen L1, L2, L3 en L4 van de centrale;
Øklemmen T1, T2, T3 en T4 van de centrale
indien geprogrammeerd als ingang (Zone);
Øklemmen T1, T2, T3 van de klavieren T-Line
en PREMIUM, afhankelijk van de programmeerde
werkingsmodus (zie de handleiding van het klavier
voor meer informatie hierover)
Øklemmen T1, T2, T3, T4, T5 en T6 van de
M-IN/OUT uitbreidingsmodule, afhankelijk van de
geprogrammeerde
handleiding van de uitbreidingsmodule voor meer
informatie hierover).
De volgende klemmen kunnen gebruikt worden om de
detectoren te voeden.
Ø[+F] en [M] (negatief) voor elk paar Ingangen (Zones)
van de centrale: er is 13,8V voorzien op de [+F]
klemmen en alsook zijn deze gezekerd door een
polyswitch (0.4A).
Ø[+F] en [M] (negatief) voor elk paar Ingangen (Zones)
van de M-IN-OUT: er is 13,8V voorzien op de [+F]
klemmen en alsook zijn deze gezekerd door een
polyswitch (0.4A).
Ø[+F] en [–] (negatief) voor drie Ingangen (Zones)
op klavieren T-Line en PREMIUM: er is 13,8V
voorzien op de [+F] klemmen en alsook zijn deze
gezekerd door een polyswitch (0.4A).
Elke zone kan meerdere detectoren ondersteunen.
In dit laatste geval is de centrale wel niet meer in
staat om de detector te identificeren in geval
van Alarm.
Het centrale Alarm, Sabotage en kortsluiting
detecteren op de bedrade zones:
ØZone Alarm wordt gemeld als een Alarm op zone
evenement;
ØZone Sabotage wordt gemeld als een Sabotage op
zone evenement;
ØKortsluiting wordt gemeld als een Sabotage op
zone evenement.
NC
ALARM
ALARM
ALARM
STANDBY
ALARM
KORTSLUITING
KORTSLUITING
werkingsmodus
EOL
DEOL
SABOTAGE
ALARM
STANDBY
KORTSLUITING
Uitbreidbare Hybride Centrale
(zie
de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave