1. Plaats het zeefvak zodanig op de apparaatvoet, dat de drie pennen op de apparaatvoet
in de drie openingen aan de onderkant van het zeefvak grijpen.
Opmerking: Zorg ervoor dat de zwarte rubberstop op de onderkant van het zeefvak
het achteruiteinde van de uitloop voor vruchtvlees en bezinksel afsluit en is bevestigd. Deze
stop mag alleen worden verwijderd voor het reinigen!
Wanneer u fruit/groente wilt uitpersen:
Plaats het afneembare zeefframe in het zeefvak. Draai het zeefframe heen en weer
om te zien of daardoor het tandwiel op de binnenbodem van het zeefvak draait.
Plaats de zeef in het afneembare zeefframe. Daarbij moet de welving op de
bovenrand van de zeef in de welving met dezelfde vorm op het zeefvak liggen.
Wanneer u sorbets wilt maken:
Plaats het sorbet-inzetstuk in het zeefvak. Daarbij moet de welving op de bovenrand
van het sorbet-inzetstuk in de welving met dezelfde vorm op het zeefvak liggen. De
uitloop van het sorbet-inzetstuk bevindt zich vóór de uitloop van het zeefvak.
2. Plaats de transportschroef op de aandrijfas, draai de transportschroef een beetje en druk
deze daarbij omlaag, zodat hij merkbaar vastklikt. Controleer de juiste plaatsing voordat u
het apparaat verder in elkaar zet.
3. Plaats het deksel zodanig op het zeefvak, dat de
-markering op het zeefvak wijst.
4. Draai het deksel met de wijzers van de klok mee tot de
-markering op het zeefvak wijst en vastklikt.
Opmerking: Het apparaat heeft een veiligheidsvoorziening. Gebruik van het apparaat is
alleen mogelijk als het deksel correct is geplaatst.
5. Schuif het pulpreservoir onder de uitloop voor vruchtvlees en bezinksel (zie afbeelding A).
Opmerking: Bij gebruik van het sorbet-inzetstuk is het pulpreservoir niet nodig.
6. Schuif het sapreservoir onder de sapuitloop (zie afbeelding A).
7. Open de stopper, zodat het sap in het sapreservoir kan stromen .
PREPAREREN VAN DE INGREDIËNTEN
Belangrijk: gebruik alleen vruchten die goed rijp zijn, aangezien de zeef anders kan
dichtslibben. Dit zou herhaaldelijk reinigen van de zeef noodzakelijk maken.
Was of schil de vruchten of groenten die u wilt verwerken.
Grote pitten of steentjes moeten altijd vóór het vullen uit de vruchten worden gehaald.
Pitvruchten (zoals appel, peren) kunnen met schil en klokhuis worden verwerkt. Andere
pitten (perziken, pruimen) en alle grote pitten (meloenen etc.) en stelen verwijderen om
beschadiging van het apparaat te voorkomen.
Vruchten met een dikke schil (bijv. citrusvruchten, meloenen, kiwi's, rapen) moeten altijd
eerst worden geschild.
Bij druiven moet de hoofdsteel afgesneden worden.
Snijd fruit of groente zo nodig in stukken die klein genoeg zijn om goed door de
vulschacht te passen.
Snijd draderige ingrediënten (bijv. bleekselderij) in ca. 3 - 5 cm lange en 1,5 - 2 cm
brede stukken.
-markering op het deksel naar de
-markering naar de