Transport
Voor transport moet u de beluchter omhoogbrengen
en de aftakas uitschakelen. Rijd langzaam en schuin
over steile hellingen, benader oneffen gebied met
verminderde snelheid en rijd voorzichtig over glooiend
terrein om te voorkomen dat u de controle over de
machine verliest.
Belangrijk:
Rij niet sneller dan 24 km/uur.
Tips voor bediening en
gebruik
VOORZICHTIG
Onjuist gebruik of onderhoud van deze
machine kan letsel tot gevolg hebben.
• Schakel de aftakasaandrijving uit, stel
de parkeerrem in werking, zet de motor
af, verwijder het sleuteltje en wacht tot
alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurdersstoel
verlaat.
• Voer geen aanpassingen of reparaties
aan de beluchter uit zonder dat u eerst
de beluchter omlaagbrengt tot op de
veiligheidsstandaard.
• Zorg ervoor dat u alle
veiligheidsvoorzieningen op de juiste
plaats bevestigt voordat u de machine
weer gaat gebruiken.
•
Neem reservetanden, veerdraden, veren en
werktuigen mee voor het geval dat de tanden
beschadigd raken door contact met vreemde
voorwerpen.
•
Schakel de aftakas in bij een laag motortoerental.
Verhoog het motortoerental om het gewenste
aftakastoerental van 400 tot maximaal 460 tpm te
bereiken en breng vervolgens de beluchter omlaag.
Bedien de machine met een motortoerental
waarop de beluchter soepel werkt.
Opmerking:
Het veranderen van het toerental
van de motor/aftakas in een bepaalde versnelling
van de tractie-eenheid (of bij een vaste stand van
het hydrostatische pedaal bij tractie-eenheden
met hydrostatische overbrenging) verandert de
insteekafstand niet.
•
Maak heel voorzichtig een bocht tijdens het
verluchten. Maak nooit scherpe bochten terwijl
de aftakasaandrijving is ingeschakeld. Plan de
beluchtingsroute voordat u de beluchtingskop
neerlaat. Als u scherpe bochten maakt tijdens
het beluchten kunnen de beluchter en de tanden
beschadigd raken.
•
Als de belasting van de motor/aftakas toeneemt
bij het werken op een harde ondergrond of bij het
oprijden van een helling, moet u de beluchter een
beetje omhoogbrengen totdat de motor/aftakas
weer op snelheid is en vervolgens de beluchter
weer neerlaten.
•
De beste resultaten bereikt u als de insteekhoek
van de tanden en beetje hellend is ten opzichte
van de achterzijde van de machine. Wees
voorzichtig bij het uittrekken van de hydraulische
bovenste schakel om te voorkomen dat de tanden
te hard in het gazon terecht komen. In sommige
gevallen behaalt u niet de beste resultaten als u
de vooraf ingestelde openingen in de gewelfde
beugel gebruikt, vooral bij gazons met korte of
zwakke graswortels. U kunt dan experimenteren
met een andere instelling waarbij de tanden onder
een grotere hoek staan zodat er geen aarde uit de
opening wordt getrokken.
•
Niet beluchten als de grond te hard of te droog
is. U zult de beste resultaten verkrijgen na een
regenbui of nadat u het gazon de vorige dag heeft
besproeid.
Opmerking:
Als de rol loskomt van de grond
tijdens het beluchten, is de grond te hard om
te gewenste diepte te bereiken. Verminder de
beluchtingsdiepte totdat de rol contact maakt met
de grond tijdens het gebruik.
•
Verminder de werkdiepte van de beluchter als u
een zeer compacte bodem moet beluchten. Ruim
de pluggen op en belucht opnieuw met een grotere
werkdiepte, bij voorkeur na het besproeien.
•
Kijk veelvuldig achterom om te controleren of de
machine naar behoren werkt en de banen steeds
netjes naast elkaar liggen. Als er een regel met
openingen ontbreekt, wijst dit op een verbogen of
verloren tand. Inspecteer dit na elke baan.
•
Om te voorkomen dat maaiers of andere
gazonsonderhoudsmachines afval oppikken en
uitwerpen, moet u in het werkgebied altijd alle
beschadigde machineonderdelen, zoals gebroken
tanden, etc. verwijderen.
•
Vervang gebroken tanden; controleer en repareer
schade aan tanden die nog kunnen worden
gebruikt. Herstel eventuele andere schade aan de
machine voordat u doorgaat met werken.
Na gebruik
Veiligheid na het werk
•
Parkeer de machine op een horizontaal vlak,
stel de parkeerrem in werking, zet de motor af,
31