Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

4.1.4.4 Scenariofunctie

Scenariobesturing
Het paneel kan op twee manieren in het kader van een scenariobesturing worden gebruikt...
-
Iedere toets kan als nevenscenario-aansluiting werken. Daarmee is het mogelijk, scena-
rio's, die in andere apparaten kunnen zijn opgeslagen, op te roepen of op te slaan (zie
hoofdstuk 4.1.4.1.4. Toetsfunctie "Nevenscenario-aansluiting").
-
Het paneel kan zelfstandig maximaal acht scenario's met acht actorgroepen opslaan. Deze
interne scenario's kunnen door de toetsen (oproep interne scenario 1 t/m 8) als ook door
het communicatie-object "Nevenscenario-aansluiting" worden opgeroepen of opgeslagen.
In de volgende hoofdstukken wordt de interne scenariofunctie meer gedetailleerd beschre-
ven.
Scenariodefinitie en scenario-oproep
Om de interne scenario's te kunnen gebruiken, moet de parameter "scenariofunctie?" in para-
meterknooppunt "scenario's" op "Ja" zijn ingesteld.
Daarna is het nodig, voor de acht scenario-uitgangen de passende datatypen te kiezen en op
de gebruikte actorgroepen aan te passen. De typen "schakelen", "waarde (0 ... 255)" of "waar-
de / jaloeziepositie (0 ... 100 %)" staan ter beschikking. In de regel worden jaloezieën via twee
scenario-uitgangen aangestuurd. De ene uitgang positioneert de hoogte, de andere de lamel-
len.
Voor iedere scenario-uitgang staat in de ETS een afzonderlijk parameterknooppunt ter beschik-
king. In deze knooppunten kunnen de datatypen door de gelijknamige parameters worden ge-
kozen. Passend bij de datatypen maakt de ETS dan de bijbehorende communicatie-objecten en
de overige parameters van de scenariocommando's aan.
In de parameterknooppunten van een scenario-uitgang kunnen voor iedere afzonderlijke scena-
rio-uitgang ("scenario 1...8") de scenarioparameters worden ingesteld. De instelmogelijkheden
voor de maximaal 8 scenario's verschillen niet.
Het is mogelijk, de via de parameters vooringestelde waarde voor de afzonderlijke scenario's,
tijdens later gebruik van de installatie, met behulp van de geheugenfunctie, te overschrijven.
Wanneer daarna het applicatieprogramma opnieuw met de ETS wordt geladen, overschrijven
de parameters normaal gesproken deze ter plekke aangepaste waarden. Omdat het veel werk
kan zijn, de waarden voor alle scenario's in de installatie opnieuw in te stellen, is het mogelijk,
met de parameter "Scenariowaarde bij ETS-download overschrijven?" te bepalen, dat de tijdens
bedrijf opgeslagen scenariowaarden niet moeten worden overschreven en dus behouden blij-
ven.
De interne scenario's kunnen zowel direct via de toetsen (functie "oproep intern scenario") als
ook vanaf een ander busapparaat via het communicatie-object "Nevenscenario-aansluiting"
worden opgeroepen. Dit 1 byte communicatie-object ondersteunt de verwerking van maximaal
64 scenarionummers. Daarom moet worden vastgelegd, welke van de externe scenarionum-
mers (1 ... 64) het interne scenario (1 ... 8) moet oproepen. Deze instelling wordt door de para-
meter "Scenario 1 ... 8 oproep via nevenscenario-aansluiting met scenarionummer" in het para-
meterknooppunt "Scenario" uitgevoerd. Wanneer bij meerdere interne scenario's op deze posi-
ties hetzelfde scenarionummer is ingevuld, dan wordt altijd alleen de eerste van deze scenario's
geactiveerd (scenario met het laagste scenarionummer).
In bepaalde situaties kan de eis bestaan, dat een actorgroep niet door alle, maar alleen door
bepaalde scenario's wordt beïnvloed. Het is bijvoorbeeld in een opleidingsruimte mogelijk, dat
de zonwering tijdens de scenario's "Begroeting" en "Pauze" geopend blijft, in het scenario "PC-
lezing" is gesloten en in het scenario "Vergadering" onveranderd moet blijven. In dit voorbeeld
kan de parameter "Zenden toestaan?" in het parameterknooppunt van een scenario-uitgang
voor het scenario "Vergadering" op "Nee" worden ingesteld. Daardoor wordt de scenario-uit-
gang in het betreffende scenario gedeactiveerd.
Art.-Nr.: MBT 2424
Software "MBT 2424 501311"
Pagina 56 van 98

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave