De opnamescherpte instellen (Scherpte)
U kunt een opname scherpe of zachte contouren geven.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Scherpte] met de vierwegbesturing (23).
3
Verander het scherpteniveau met
de vierwegbesturing (45).
De volgende instelling wordt opgeslagen.
(zacht)
F
(normaal)
G
(hard)
H
4
Druk op de knop 3.
De instelling voor Scherpte wordt opgeslagen en
de camera keert terug naar de opnamestand.
Als u de functie [Scherpte] vaak gebruikt, kunt u tijd besparen door de functie toe
te wijzen aan de knop Snelinstelling. (p.56)
MENU
2, 3
1, 4
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
Witbalans
AWB
AF-veld
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
Einde
Einde
MENU
R
Opnemen
3/3
Scherpte
S
Kleurverzadiging
Contrast
Exit
Einde
Exit
MENU
Y
c
4
93