2 Druk op de [BOOST]-toets.
De [BOOST]-toets licht op.
3 Druk op één van de [COLOR FX]-keuzetoetsen.
Hiermee kiest u het soort effect.
De ingedrukte toets gaat knipperen.
! Als één van de [COLOR FX]-keuzetoetsen al geselecteerd is, maar er
een andere toets geselecteerd en ingedrukt wordt, zal die toets wor-
den geselecteerd.
! Een overzicht van de soorten effecten vindt u op BOOST COLOR FX/
SOUND COLOR FX effecttypen op bladzijde 18.
4 Verdraai de effectkanaal-keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
— [1] – [4]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het corres-
ponderende kanaal.
— [MIC]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MIC]-kanaal.
— [CF.A], [CF.B]: Het effect wordt toegepast op het geluid van de
crossfader's [A] (linker)- of [B] (rechterkant).
— [MASTER]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MASTER]-kanaal.
! Wanneer de stand van de effectkanaal-keuzeschakelaar wordt veran-
derd terwijl de [COLOR]-instelling op een andere stand staat dan in
het midden en er een effect wordt toegepast op het geluid, wordt het
effect geannuleerd.
5 Draai aan de [COLOR] instelling.
Wanneer de instelling wordt verdraaid, wordt het effect toegepast op het
geluidssignaal.
Veranderingen kunnen worden toegepast op het effect door de instelling
snel te verdraaien.
Annuleren van het BOOST COLOR FX-effect
Druk op de [COLOR FX]-keuzetoets die knippert.
Het effect wordt geannuleerd.
! Wanneer de [BOOST]-toets wordt ingedrukt en uitgeschakeld, wordt
er overgeschakeld naar de SOUND COLOR FX-functie.
BEAT EFFECT
Met deze functie kunt u onmiddellijk diverse effecten instellen volgens
het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment weergege-
ven muziekstuk.
Gebruik van de BEAT EFFECT-functie
1 Druk op de [AUTO/TAP] toets.
Kies de BPM-metingsstand.
— [AUTO]: Het BPM-tempo van het binnenkomende geluidssignaal
wordt automatisch gemeten. De [AUTO]-functie wordt ingesteld
wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld.
— [TAP]: De BPM-waarde wordt handmatig gekozen door met een
vinger te tikken op [TAP] toets.
! Het BPM-meetbereik in de [AUTO]-stand loopt van 70 tot 180 BPM.
Voor sommige muziekstukken is het mogelijk dat het BPM-tempo
niet correct bepaald kan worden. Als het BPM-tempo niet gemeten
kan worden, knippert de BPM-waarde op het scherm. In dergelijke
gevallen voert u de BPM-waarde handmatig in met de [TAP] toets.
2 Verdraai de beateffect-keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het soort effect.
! Een overzicht van de soorten effecten vindt u op Soorten BEAT
EFFECT op bladzijde 18.
! Om [SND/RTN] te gebruiken, zie Gebruik van een externe effectgene-
rator hieronder.
3 Verdraai de effectkanaal-keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
— [1] – [4]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het corres-
ponderende kanaal.
16
Nl
— [MIC]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MIC]-kanaal.
— [CF.A], [CF.B]: Het effect wordt toegepast op het geluid van de
crossfader's [A] (linker)- of [B] (rechterkant).
— [MASTER]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MASTER]-kanaal.
4 Druk op de [BEAT c, d] toets.
Bepaal de beatfractie voor het synchroniseren van het effectgeluid.
De effecttijd die overeenkomt met de beat-fractie wordt automatisch
ingesteld.
5 Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].
Het effect wordt toegepast op het geluid.
De tijdparameter van het effect is instelbaar door te draaien aan de
[TIME]-instelling.
De kwantitatieve parameter van het effect is instelbaar door te draaien
aan de [LEVEL/DEPTH]-instelling.
De [ON/OFF] toets knippert wanneer het effect wordt ingeschakeld.
! Wanneer er opnieuw op de [ON/OFF] toets wordt gedrukt, wordt het
effect uitgeschakeld.
Handmatig invoeren van het aantal BPM
Tik minstens 2 keer op [TAP] toets op de maat van de
beat (in kwart noten) van de weergegeven muziek.
De gemiddelde waarde van de tussenpozen waarmee de [TAP] toets
werd aangetikt, wordt ingesteld als het BPM-tempo.
! Wanneer het BPM-tempo is ingesteld met de [TAP] toets, wordt de
beatfractie ingesteld op [1/1] en dan wordt de tijd van een enkele
beat (kwart noot) ingesteld als de effecttijd.
! Het BPM-tempo is handmatig instelbaar door een de [TIME]-
instelling te draaien terwijl u de [TAP] toets indrukt.
! De BPM kan worden ingesteld in stappen van 0,1 door op
[AUTO/TAP] te drukken terwijl [TAP] ingedrukt wordt gehouden en
[TIME] wordt verdraaid terwijl de twee toetsen ingedrukt worden
gehouden.
Gebruik van een externe effectgenerator
1 Sluit dit apparaat aan op een externe effectgenerator.
Nadere aanwijzingen voor het aansluiten vindt u onder Aansluiten van
uitgangsaansluitingen op bladzijde 5.
2 Verdraai de beateffect-keuzeschakelaar.
Selecteer [SND/RTN].
3 Verdraai de effectkanaal-keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
4 Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].
Het geluid dat door de externe effectgenerator is gegaan wordt uitge-
stuurd via de [MASTER]-kanaal.
! Wanneer er opnieuw op de [ON/OFF] toets wordt gedrukt, wordt het
effect uitgeschakeld.
Bedienen van DJ-software met de
MIDI-functie
Dit toestel is uitgerust met een "volledig toewijsbare MIDI" functie
waarmee de bedieningsinformatie voor vrijwel alle instellingen en toet-
sen van het toestel als MIDI-signalen naar de DJ-software kan worden
gestuurd. Dit toestel kan worden gebruikt als USB MIDI-controller
wanneer het via een USB-kabel is aangesloten op een computer
waarop MIDI-compatibele DJ-software is geïnstalleerd. Bovendien kan
het tempo (BPM) van het weergegeven geluid worden verzonden als
MIDI-timingklokken, zodat het tempo van de DJ-software kan worden
gesynchroniseerd met het tempo van de geluid dat door dit toestel wordt
geproduceerd.
Om DJ-software te bedienen vanaf dit toestel, moet er eerst MIDI-
compatibele DJ-software worden geïnstalleerd op de computer. De
MIDI-gerelateerde instellingen moeten ook op de DJ-software worden
verricht.