INSTALLATIE ALS TYPE
Fig. 4.
SYSTEMEN VOOR TOEVOER VERBRANDINGSLUCHT EN AFVOER VERBRANDINGSGASSEN
1. Als het toestel wordt geïnstalleerd als een type B,
d.w.z. dat de verbrandingslucht uit de te
verwarmen ruimte wordt aangezogen, moet er een
voldoende aanvoer van verse lucht aanwezig zijn,
in overeenstemming met alle van toepassing zijnde
reglementeringen.
2. De afstand tussen het toestel en de concentrische
doorvoer mag niet groter zijn dan 16 m, waarbij
voor 1 bocht van 45° = 1 m en 1 bocht van 90° =
1,5 m wordt gerekend.
3. Om te voorkomen dat er een te grote weerstand
optreedt in horizontale gedeeltes van de afvoer,
moet een stijging van 1° oftewel 17 mm per meter
in acht worden genomen.
4. Om condensvorming te vermijden, dient de afvoer
niet in een koude omgeving of tegen een
buitenmuur gemonteerd te worden.
5. Wanneer
er
gebruik
mechanische ventilatie, dient deze uitgevoerd
B
TOESTEL
gemaakt
wordt
van
te zijn met een mechanische inlaat met
mechanische of natuurlijke trek.
Hierbij moet gebruik gemaakt worden van een
automatische controle zoals interlocks. Daarbij
moet rekening gehouden worden met het
functioneren van andere ventilatiesystemen. Er
mag nooit onderdruk ontstaan in de ruimte waar de
luchtverwarmer is opgesteld, aangezien dit tot een
gevaarlijke situatie aanleiding kan geven, doordat
de afvoer van de luchtverwarmer de onderdruk niet
kan overwinnen.
6. Het eindstuk van een verticale afvoer moet
tenminste 1 m boven het dak uitsteken en moet
zodanig geplaatst worden dat verbrandingsgassen
niet
het
gebouw
Eindstukken moeten gemonteerd worden op alle
afvoeren en luchttoevoerpijpen.
kunnen
binnendringen.
7