Bij voldoende temperatuur wordt de luchttransport
ventilator ingeschakeld.
Op het einde van de verwarmingscyclus wordt de
brander uitgeschakeld
VEILIGHEID
1. Het eventueel ontbreken van de vlam wordt
gedetecteerd door de gloei-ontsteker, waarna
onmiddellijk de gaskleppen gesloten worden.
2. Oververhitting wordt voorkomen door ingebouwde
thermostaten. LC1 (+LC2 bij 2576 en 2596) is een
maximaalthermostaat die het toestel beveiligt
tegen een te lage luchtstroom (verstopte toevoer,
niet-draaiende ventilator). Hiermee wordt de
brander kortstondig uitgeschakeld en weer
ingeschakeld. LC3 is een veiligheidsthermostaat,
die op een hogere temperatuur is afgesteld en die
de brander uitschakelt bij werkelijke oververhitting.
Als deze heeft geschakeld, is een handmatige
reset
noodzakelijk,
branderautomaat.
3. Indien zich hierbij problemen zouden voordoen,
aarzel dan niet uw installateur of distributeur te
raadplegen.
4. In de ruimte waar het toestel is geïnstalleerd moet
een normale atmosferische druk heersen. Bij
wijzigingen aan het gebouw moet hiermee rekening
worden gehouden.
Overmatige tocht door deuren, poorten of ramen
moet
vermeden
behandelingsinstallaties (b.v. afzuiging) kunnen
een nadelige invloed uitoefenen op de werking van
de luchtverwarmer, vooral wanneer de toevoer van
de verbrandingslucht niet van buiten komt.
5. Indien het toestel uitwendig deuken of andere
beschadigingen vertoont of wanneer de panelen
niet goed sluiten, uw installateur of distributeur
waarschuwen, voor nazicht op de luchtdichtheid,
vooral als het toestel als zg. 'garagetoestel' wordt
gebruikt.
IN
BEDRIJF
LUCHTVERWARMER
1. Open de gastoevoerkraan.
2. Schakel de elektrische voeding in.
3. Controleer of de eventuele tijdschakelaar op 'AAN'
staat.
4. Stel de ruimtethermostaat in op de gewenste
temperatuur.
5. De luchtverwarmer zal automatisch inschakelen bij
warmtevraag van de thermostaat.
6. Indien het toestel niet ontsteekt:
a) Als het lampje in de knop vóór op het toestel
brandt (en op de afstandsbediening, indien
toegepast), knop indrukken (of naar reset draaien
op afstandsbediening).
b) Controleer of er geen reset nodig is van de
veiligheidsthermostaat (fig. 13 blz. 18).
evenals
van
worden.
Andere
STELLEN
VAN
De luchttransportventilator blijft draaien totdat de
warmte uit de warmtewisselaar is afgevoerd.
7. Indien reset van de veiligheidsthermostaat nodig
was en het toestel werkt weer, wacht dan even om
te controleren dat de deze niet weer uitschakelt. In
dat geval en wanneer de temperatuur in de
omgeving van het toestel niet hoger is als 30° ° ° ° C,
uw installateur of distributeur raadplegen.
LUCHTCIRCULATIE
1. De verwarming van de lucht in de ruimte vindt
plaats door het circuleren van de lucht via het
toestel, waarbij de lucht wordt opgewarmd door de
de
warmtewisselaar. De lucht wordt rechtstreeks in de
te verwarmen ruimte geblazen.
gelijkmatige warmtespreiding, is het is zeer
belangrijk dat de luchtstroom niet gehinderd wordt
door enig obstakel.
2. De luchttransportventilator kan gebruikt worden
voor recirculatie alléén (b.v. 's zomers), indien deze
wordt bediend door een aparte schakelaar.
Hiervoor moet:
a) de elektriciteit ingeschakeld zijn
lucht-
b) de schakelaar op stand 'recirculatie' gezet
worden (op afstandsbediening, indien toegepast).
ONDERHOUD
1. Onderhoud en service mogen alleen door
gekwalificeerde personen worden uitgevoerd (b.v.
installateur).
2. Het is in uw belang dat onderhoud en service op
geregelde tijdstippen gebeuren. De tijd tussen twee
servicebeurten is afhankelijk van het gebruik en de
omgeving waarin het toestel is geïnstalleerd, maar
DE
een minimum van één onderhoudsbeurt per jaar
wordt aanbevolen.
3. Ingeval er enigerlei schade aan het toestel is, moet
het buiten werking worden gesteld en een
gekwalificeerd technicus moet gewaarschuwd
worden voor controle en evt. reparatie.
Voor
een
17