Gebruiken van automatische begeleiding
2.
Selecteer d.m.v. de
gewenste auto-harmonisatietype.
Type-
Typenaam
nummer
00
Off
01
Duet 1
02
Duet 2
03
Country
04
Octave
05
5th
06
3-Way Open
07
3-Way Close
08
Strings
09
4-Way Open
10
4-Way Close
11
Block
12
Big Band
3.
Druk op de
dr
(AUTO HARMONIZE) toets.
Hierdoor wordt het automatische harmonisatiescherm
verlaten.
4.
Speel de melodie op het toetsenbord tijdens
de weergave van akkoorden.
Harmonie zal worden toegevoegd aan uw
melodienoten gebaseerd op de akkoorden die u speelt.
D-18
ct
(w, q) toetsen het
Omschrijving
Schakelt automatische
harmonisatie uit.
Voegt een hechte (met twee tot
en met vier graden gescheiden)
harmonie van één noot toe
onder de melodienoot.
Voegt een open (met meer dan 4
tot en met 6 graden gescheiden)
harmonie van 1 noot toe onder
de melodienoot.
Voegt een harmonie in country-
stijl toe.
Voegt de noot toe van de
naastliggende lagere octaaf.
Voegt een noot in de vijfde
graad toe.
Voegt een open harmonie van 2
noten toe, voor een totaal van
drie noten.
Voegt een gesloten harmonie
van 2 noten toe, voor een totaal
van drie noten.
Voegt een harmonie toe die
optimaal is voor
snaarinstrumenten.
Voegt een open harmonie van 3
noten toe, voor een totaal van
vier noten.
Voegt een gesloten harmonie
van 3 noten toe, voor een totaal
van vier noten.
Voegt een pakket akkoordnoten
toe.
Voegt een harmonie toe in big
band stijl.
Creëren van uw eigen
originele ritmes
U kunt ritmebewerking uitvoeren om een ingebouwd
automatische begeleidingsritme te wijzigen en zo zelf
een origineel "gebruikersritme" te creëren. U kunt een
onderdeel (drum, bas, enz.) selecteren van een normaal
patroon, een intropatroon of een ander patroon (pagina
D-17) en het in- en uitschakelen, het volumeniveau
bijstellen en andere bewerkingen uitvoeren.
1.
Selecteer het nummer van het automatische
begeleidingsritme dat u wilt bewerken.
2.
Druk tegelijkertijd op de
ck
(RHYTHM EDITOR) toetsen.
Hierdoor wordt het ritmebewerkingsscherm getoond.
3.
Selecteer d.m.v. de
begeleidingspatroontoetsen (
br
) het patroon (normaal, intro, eind, enz.)
dat u wilt bewerken.
De toets die u indrukt gaat branden om aan te geven
dat het patroon bewerkt wordt.
• Telkens bij indrukken van
wordt heen en weer geschakeld tussen NORMAL en
FILL-IN en telkens bij indrukken van
(VARIATION/FILL-IN) tussen VARIOUS en FILL-
IN. De van toepassing zijnde toets gata knipperen
terwijl het invulpatroon geselecteerd wordt.
Voorbeeld: Wanneer intro geselecteerd is
bo
bp
cs
(FUNCTION) en
bo
tot en met
bp
(NORMAL/FILL-IN)
bq
bq
br