Bijstellen van de helderheid
van een toon
1.
Druk op de
cs
(FUNCTION) toets.
De FUNCTION indicator gaat branden en het
functiescherm verschijnt in de display.
Brandt
2.
Selecteer d.m.v. de
toetsen het Tmpr/Effect scherm.
3.
Druk op de
dp
(ENTER) toets.
Hierdoor wordt een scherm getoond voor het selecteren
van de Tmpr/Effect groep.
4.
Selecteer d.m.v. de
het helderheidsscherm dat hieronder wordt
getoond.
5.
(w, q) toetsen de
Stel d.m.v. de
ct
helderheid in van de op dat moment
geselecteerde toon. U kunt de helderheid
bijstellen in het bereik lopend van –3 tot 0 tot 3.
w : Milder en teder
q : Helderder en scherper
6.
cs
Druk op de
(FUNCTION) toets.
Hierdoor wordt het helderheidsscherm verlaten en gaat
de FUNCTION indicator uit.
OPMERKING
• Zie "Overige instellingen" (pagina D-41) voor
details aangaande het gebruik van de
(FUNCTION) toets.
do
dn
(i) en
(u)
do
(i) of
dn
(u) toets
cs
Gebruiken van ingebouwde tonen
Toevoegen van nagalm aan de
toon
1.
Houd de
cs
(FUNCTION) toets ingedrukt en
dk
druk op de
(REVERB) toets.
Hierdoor wordt het selectiescherm van een nagalmtype
getoond.
2.
Selecteer d.m.v. de
gewenste type nagalm.
• Het volgende toont de vijf beschikbare instellingen
voor het nagalmtype.
0: OFF (geen nagalm)
1: Room
2: Hall
3: Large Hall
4: Stadium
3.
Druk op de
cs
(FUNCTION) toets.
Hierdoor wordt het selectiescherm voor het
nagalmtype verlaten.
(w, q) toetsen het
ct
D-9