Wissen van een toewijzing in de ontvanger
Om de toewijzing van een adres aan een sensor te wissen, dient het betreffende adres te
worden geselecteerd (LED's knipperen snel) en vervolgens de toets minimaal 10 seconden
lang ingedrukt te houden, totdat de LED's in continue gaan branden.
Indexselectie
Voor de verwerking van de sensorwaardes in de regelaar is de keuze en opgave van het
sensoradres (1-15) en de index (1-7) noodzakelijk.
Voor de volgende waardes kunnen indices worden geselecteerd:
Index
Waarde
1
Ruimtetemperatuur met offsetwaardes van de +/- verstelling en de
schuifschakelaar (bij gebruik „RAS" in regelaars UVR16x2, UVR1611 en UVR63-
H vanaf versie 7.2)
2
Gemeten ruimtetemperatuur (zonder offsetwaardes) ( bv. voor regelaar UVR63)
3
Ruimtevochtigheid (alleen bij type RAS-F/F, anders wordt een vaste waarde
127% uitgegeven)
4
Dauwpuntstemperatuur (alleen type RAS-F/F, anders wordt een vaste waarde
0°C uitgegeven)
5
Tijd in minuten sinds de laatste verzending (zie opmerkingen voor index 5)
6
Ontvangstkwaliteit (weergave alleen UVR16x2, UVR1611 en UVR63H vanaf
versie 7.2) = Waarde tussen 0 en 1000, waarbij 1000 de maximale
ontvangstkwaliteit betekent (een waarde onder 300 kan tot storingen leiden). Een
minus voor deze waarde betekent, dat de batterij zwakker wordt en dient te
worden verwisseld.
7
Binair getal, alleen voor interne controledoeleinden
UVR16x2
: De meetwaardes worden in het menu „DL-Bus" geparametreerd.
UVR1611:
de meetwaardes worden als analoge netwerkingang geparametreerd:
NW.Knoop:
anal. NW.uitg.:
Bron:
TAPPS 2 – programmering UVR1611:
2
Analoge
netwerkingang
Sensoradres
Voor iedere nieuwe waarde dient een nog ongebruikte netwerk-ingangsvariabele te worden
gekozen.
Sensoradres
Index van de meetwaarde
DL
4
1
Bron: DL
5
Index van de
meetwaarde
3
7