3.4.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
OPGELET:
Er dient een barrière
van minimaal 15 cm/6 inch hoog tussen
de begrenzingsdraad en waterpartijen,
hellingen, afgronden of openbare wegen te
staan. Dit voorkomt schade aan het product.
OPGELET:
Laat het product niet
werken op grind.
OPGELET:
Maak geen scherpe
bochten wanneer u de begrenzingsdraad
installeert.
OPGELET:
Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
De begrenzingsdraad moet als een lus om het
werkgebied worden geplaatst. De sensoren in
het product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert en het product een andere
richting selecteert. Alle delen van het werkgebied
moeten zich op maximaal 15 m/50 ft van de
begrenzingsdraad bevinden.
Om de verbinding tussen de geleidingsdraad en
de begrenzingsdraad eenvoudiger te maken, is het
raadzaam een oogje te maken op de plaats waar de
geleidingsdraad wordt aangesloten. Maak het oogje
circa 20 cm/8 inch van de begrenzingsdraad.
Let op:
Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
installeert.
14 - Installatie
E
C
A
•
Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
•
Plaats de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B) van
een obstakel dat hoger is dan 5 cm/2 inch.
•
Plaats de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C) van
een obstakel dat 1-5 cm/0.4-2 inch hoog is.
30 cm / 12
•
Plaats de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D) van
een obstakel dat kleiner is dan 1 cm/0.4 inch.
D
F
B
"
> 5 cm / 2
"
35 cm /14
"
"
1-5 cm / 0.4 - 2
1411 - 012 - 14.01.2022