Reinig de kontakttip en de kontakttiphouder regelmatig met een spray zonder siliconen om vuil en
lasspetters te verwijderen.
Let er op dat het gasmondstuk niet verstopt zit.
Controleer de slangaansluiting om gasverlies te voorkomen.
Voer regelmatig een algemene reiniging uit.
S
:
TORING
OORZAKEN EN VERHELPEN
Poreuze lasnaad:
Tochtige werkplek – werkplaats afschermen. Gasverlies – slangaansluiting controleren en aandraaien. Lege
gasfles of gaskraan gesloten – open de gaskraan, koppel de gasslang los en controleer of er gas uit komt.
Reduceerventiel defect - controleren. Aansluiting van de gasfles bevroren - ontdooien. Elektronica geeft
geen spanning op het relais – verwissel eventueel de besturingselektronica. Elektronica geeft wel spanning,
maar relais slaat niet aan - controleer of de relais spanning heeft. Zo ja, vervang dan het relais. Werkstuk is
erg geroest – reinig het werkstuk, verwijder roest, vet of lak.
Geen draadaanvoer
Defecte toortsschakelaar – koppel het slangenpakket los van de centrale aansluiting en overbrug beide
kleine contacten met een draad. Zet nu de draadaanvoer in zodat de toortsschakelaar kan worden
verwisseld. Apparaat schakelt uit (oververhit) – Wacht een aantal minuten. Zekering aan de
besturingselektronica is defect – controleren en evt. verwisselen. Indien de zekering direct weer doorbrandt,
bevindt het defect zich waarschijnlijk in de elektronica. In dat geval de elektronica ter controle naar de
werkplaats sturen. Nooit de zekering overbruggen! evt. Besturingselektronica defect - Verwissel de
elektronica of stuur deze ter controle naar de werkplaats.
Geen lasstroom
Aardkabel heeft geen correct contact – aardkabel direct op het werkstuk klemmen. Controleer of de kabel
goed aan de klem is bevestigd. Gelijkrichter defect - verwisselen. Besturingselektronica defect - verwissel
de elektronica of stuur deze ter controle naar de werkplaats.
Onregelmatige snelheid
Druk op de draadrol niet correct - stel de juiste druk in. De draaddoorvoerpijpen zijn niet op een lijn met
de aandrijfrol – zet de rol en het buisje op een lijn. Draadgeleider door vuil verstopt - controleer en evt.
verwisselen. Draad slecht gespoeld of gekruist – controleer en evt. verwisselen Draad geroest of van
slechte kwaliteit - controleer en evt. verwisselen. Remveer in de draadrolhouder te strak aangetrokken –
rem losser maken. Draaddoorvoerpijp bij het slangenpakket verstopt - verwijder de draaddoorvoerpijp en
reinig deze met perslucht. Draad rolt zelfstandig af – rem bijstellen.
Opmerking over verwijdering/recycling: Het symbool op het product geeft aan dat het apparaat
niet als gewoon huisvuil dient te worden verwijderd, maar naar een verzamelpunt voor
elektronische en elektrische apparaten moet worden gebracht. Uw bijdrage aan de correcte
verwijdering beschermt het milieu.
12