6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
Offset-correctie
Inregeling in mA zonder
verandering van het
niveau
Inregeling in procenten
door verandering van het
niveau
Relaisuitgangen
20
Bij toepassing van een drukmeetversterker moet u als eerste stap
een offset-correctie uitvoeren, omdat deze af fabriek in een bepaalde
positie werden uitgevoerd. Wanneer de drukmeetversterker nu in
een andere positie wordt ingebouwd, verschuift het meetbereik iets.
Door het uitvoeren van de offset-correctie bij onbedekte (drukloze)
toestand wordt het nulpunt weer opnieuw ingeregeld. Hierbij wordt
het gehele meetbereik met deze afwijking verschoven.
.
Waarborg, dat de druksensor absoluut drukloos is, onbedekt is
en zich in de definitieve inbouwpositie bevindt.
.
Zet de geïntegreerde op de stand [A]. Op het display verschijnt
nu de actuele sensorstroom in mA. Sla de actuele toestand op
door tegelijkertijd indrukken van de [+/-]-toetsen.
Bij deze inregelprocedure moeten twee sensorstroomwaarden
(4 ... 20 mA) worden ingevoerd, die overeenkomen met de niveaus
0 % en 100 %.
Voor maximale nauwkeurigheid moet u bij toepassing van een druk-
sensor een offset-correctie uitvoeren. Voer deze uit voor de inregeling
en bij onbedekte sensor.
→
Kies nu op de geïntegreerde de stand [D] resp. [E], voer de
stroomwaarde in mA in voor de min.- resp. max.-inregeling en sla
uw instellingen op.
Bij deze inregelprocedure wordt aan het actuele niveau een bepaal-
de procentuele waarde toegekend. Daarom moeten voor de min. en
max. inregeling telkens procentuele waarden worden ingevoerd, die
overeenkomen met de werkelijke vulgraad. Ideaal is de inregeling bij
0% en 100%. Omdat het echter niet altijd mogelijk is een tank geheel
leeg te maken of geheel te vullen, kan natuurlijk iedere willekeuri-
ge waardetoekenning worden ingevoerd. Des te verder deze twee
inregelpunten uit elkaar liggen, des te nauwkeuriger wordt de meting.
Daarbij is het niet van belang, welke waarde u als eerste invoert.
→
Kies nu op de geïntegreerde de stand [B] resp. [C], voer de pro-
centuele waarde voor de min. resp. max. inregeling in en sla uw
instellingen op.
Voor de grenswaardesignalering zijn in de VEGAMET 381 Ex twee
arbeidsrelais ingebouwd. Bepaal eerst, bij welke schakelpunten de
relais in- en weer uitschakelen moeten. Bovendien moet tussen de
relaisbedrijfsstanden overvul- en droogloopbeveiliging onderscheid
worden gemaakt. De omschakeling volgt door het verwisselen van de
AAN/UIT-waarden van de relais.
•
Overloopbeveiliging: relais wordt bij het overschrijden van het
max. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand), bij
het onderschrijden van het minimum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt < uitschakelpunt)
•
Droogloopbeveiliging: relais wordt bij het onderschrijden van
het min. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand),
bij het overschrijden van het maximum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt > uitschakelpunt)
VEGAMET 381 Ex • 4 ... 20 mA-meetversterker