4 Monteren
Roerwerken
Schuimvorming
16
Fig. 13: Uitlijnen in vloeistoffen
Bij roerwerken in de tank moet u een stoorsignaalonderdrukking bij
een draaiend roerwerk bepalen. Zo is gewaarborgd, dat de stoorre-
flecties van het roerwerk in verschillende posities wordt opgeslagen.
Fig. 14: Roerwerken
Door vullen, een roerwerk of andere processen in de tank, kunnen
deels zeer compacte schuimen op het productoppervlak worden
gevormd, die het zendsignaal zeer sterk dempen.
Wanneer schuim meetfouten veroorzaakt, moet u zo groot mogelijke
radarantennes of sensoren met geleide radar toepassen.
4.3
Meetopstellingen - doorstroming
In principe moet voor de montage van het instrument op het volgende
worden gelet:
•
Inbouw aan bovenstrooms water- resp. Inlaatzijde
•
Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofopper-
vlak
•
Afstand tot overstort resp. venturigoot
•
Minimale afstand voor max. stuwhoogte voor optimale meetnauw-
keurigheid: 250 mm (9.843 in)
Gedetailleerde ontwerpgegevens vindt u bij de gootfabrikanten en in
de vakliteratuur.
De volgende voorbeelden zijn bedoeld als overzicht voor flowmeting.
Bij kleinere afstanden wordt de meetnauwkeurigheid minder, zie "Technische
1)
gegevens".
1)
VEGAPULS 31 • Tweedraads 4 ... 20 mA/HART