SeekTech SR-60
Opmerking: Bij het volgen van een bewegende sonde
is het misschien het gemakkelijkst een pool te "achter-
volgen" en dan de werkelijke positie van de sonde pas
nauwkeurig te bepalen nadat de sonde is gestopt met
bewegen.
Diepte meten (sondemodus)
De SR-60 meet diepte door de sterkte van het signaal in de on-
derste antenne te vergelijken met dat in de bovenste antenne.
De gemeten diepte is een geschatte waarde; ze zal meestal de
fysische diepte weerspiegelen wanneer de mast verticaal wordt
gehouden en de onderste antenne de grond raakt net boven
de signaalbron, in de veronderstelling dat er geen sprake is van
vervorming.
1.
Om de diepte te meten zet u de plaatsbepaler op de grond,
precies boven de sonde of de leiding.
2.
De gemeten diepte wordt aangegeven in de linker bene-
denhoek van het scherm van de SR-60.
3.
Gemeten diepte zal slechts accuraat zijn wanneer het sig-
naal geen vervorming vertoont. Gemeten diepteweergave
is onmogelijk onder clipping-omstandigheden.
Opmerking: Wanneer u de selectietoets ingedrukt houdt,
verschijnt er een korte aftelling gevolgd door een rapport
van de berekende diepte. Die "Drukknopdiepte", berekend
op basis van meerdere signaalmonsters, is nauwkeuriger
dan de continue diepte-indicatie. (Zie dieptewaarschuwin-
gen op pagina 17.)
Clipping (sondemodus)
Soms zal het signaal zo sterk zijn dat de ontvanger niet in staat
is het volledige signaal te verwerken, een toestand die wordt
aangeduid met de term "clipping". Wanneer dat het geval is, ver-
schijnt het waarschuwingssymbool
kent dat het signaal bijzonder sterk is.
SimulTrace
De SR-60 heeft een nieuwe functie voor gebruik in gespeciali-
seerde lokaliseringssituaties, die u in staat stelt een duwkabel en
een sonde gelijktijdig te traceren. Deze functie wordt SimulTrace
genoemd. Wanneer ze wordt geactiveerd, toont de SR-60 een
traceerlijn afgestemd op 33 kHz terwijl hij terzelfder tijd op de
512 Hz-frequentie naar een sonde zoekt. Door het 33 kHz-sig-
naal te volgen, kan de plaatsbepaler de duwkabel door een buis
volgen, bijvoorbeeld, en kan hij terzelfder tijd de sonde detecte-
ren die een 512 Hz-signaal uitzendt wanneer ze zich binnen het
detectiebereik bevindt.
226
op het scherm. Dit bete-
Ridge Tool Company
Bepaalde moderne duwkabel- en camerasystemen zijn in staat
het 33 kHz-signaal automatisch te injecteren op de duwkabel.
Wanneer u een ouder duwkabel- en camerasysteem gebruikt,
kunt u het 33 kHz-signaal op de duwkabel injecteren door een
inductieve klem te gebruiken en de duwkabel verschillende ke-
ren rond de bekken te draaien. Sluit de inductieve klem aan op
de op 33 kHz ingestelde zender en schakel hem in.
Om de SimulTrace-modus te activeren, selecteert u hem in de
hoofdmenufrequentielijst en zet u hem in de actieve status (hij
staat normaal uit). Vervolgens selecteert u SimulTrace
het frequentiemenu.
Figuur 37: De SimulTrace-modus selecteren
Wanneer u de SimulTrace-modus eenmaal hebt geactiveerd,
volgt u de algemene regels voor het actief traceren van leidin-
gen om de duwkabel te vinden en te volgen.
Wanneer u binnen de detectieafstand van de sonde bent, scha-
kelt het scherm automatisch om naar de sondemodus en wor-
den de 0-lijn en de polen weergegeven zoals hoger beschreven.
Wanneer SimulTrace actief is, blijft het scherm een vage traceer-
lijn weergeven die de duwkabel op 33 kHz moet voorstellen, zelfs
wanneer het in sondemodus staat. Dat is vooral handig wanneer
u een pijpleiding volgt waarvan de ligging en richting twijfelach-
tig zijn. Opmerking: Wanneer er geen signaal kan worden gede-
tecteerd van een leiding met 33 kHz noch van een 512 Hz-sonde,
verschijnt het vergrootglas om aan te geven dat het toestel een
signaal zoekt.
Figuur 38:
"Geen signaal"-pictogram
SimulTrace-modus:
uit