5.2
Statusmenu
Het statusmenu bevat informatie over de actuele toestand van alle geactiveerde
verwarmingscircuits, optionele functies en WVM. Bovendien worden de meet- / ver-
bruikswaarden en meldingen weergegeven.
5.3
Verwarming
In het menu status / verwarming worden de status van de geactiveerde verwar-
mingscircuits, alsmede de geselecteerde optionele functies weergegeven. De status
van het eerste verwarmingscircuit is ook het startscherm. Hier kan de bedrijfsmodus
van het verwarmingscircuit worden gewisseld:
Automatisch: automatische verwarmingswerking met optioneel geactiveerde sani-
tair warmwaterbereiding en circulatie.
Dag: constante verwarmingswerking met de ingestelde dagcorrectie.
Nacht: constante verwarmingswerking met de ingestelde nachtcorrectie en de ge-
kozen verlagingmodus.
Zomer: het verwarmingscircuit wordt uitgeschakeld. De optioneel geactiveerde
sanitair warmwaterbereiding en de circulatie blijven actief.
Uit: het verwarmingscircuit alsmede de optioneel geactiveerde sanitair warmwa-
terbereiding en de circulatie worden uitgeschakeld.
Vakantie: gedurende een instelbare periode is er een constante verwarmingswer-
king met de ingestelde nachtcorrectie en een gekozen verlagingmodus.
De bedrijfsmodus voor het eerste verwarmingscircuit geldt ook voor alle andere ver-
warmingscircuits (via uitbreidingsmodules), wanneer deze zijn gekoppeld. Wanneer
één van de verwarmingscircuits 2 ... 7 onafhankelijk moet werken, moet de koppeling
van het overeenkomstig verwarmingscircuit worden gedeactiveerd (zie pagina 31).
5.4
Installatie
In het menu status / installatie worden de statusinformatie (actief, inactief, gede-
activeerd) en de temperaturen van de relevante sensoren en de relaistoestanden
weergegeven.
5.5
WVM (warmteverbruiksmeter)
In het menu status / WVM worden de actuele meetwaarden van de voorloop-
en retoursensoren, volumestroom en vermogen, alsmede de warmtehoeveelheid
weergegeven.
5.6
Meet- / verbruikswaarden
In het menu status / meet- / verbruikswaarden worden alle actuele meetwaar-
den, alsmede verschillende verbruikswaarden weergegeven. Enkele van de weerge-
geven regels kunnen worden geselecteerd om naar een submenu te gaan.
Voor iedere sensor en elk relais wordt getoond, welke componenten of welke func-
tie eraan is toegewezen. Wanneer naast de toegewezen functie van een sensor het
symbool
aan de rand van het display verschijnt, dan heeft deze sensor verschillen-
▶
de functies, waarnaar met toetsen ❷ en ❹ kan worden gescrolld. De sensoren en
relais' van alle regelaars en alle aangesloten modules worden in numerieke volgorde
opgesomd.
23