Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning
Verbindingskabel
Kabelafscherming en
aarding
VEGASON 63 • Foundation Fieldbus
5
Op de voedingsspanning aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten.
•
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
•
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd.
Het instrument heeft een voedingsspanning van 9...23 VDC nodig. De
voedingsspanning en het digitale bussignaal worden over dezelfde
tweedraads aansluitkabel verzorgd. De voeding wordt met de H1-voe-
ding uitgevoerd.
Aansluiting met afgeschermde kabel conform veldbusspecificaties.
Waarborg, dat de gebruikte kabel de voor de maximaal optredende
omgevingstemperatuur benodigde temperatuurbestendigheid en
brandveiligheid heeft.
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwartel
geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te waar-
borgen (IP-beschermingsklasse).
Gebruik een bij de kabeldiameter passende kabelwartel.
Let erop, dat de gehele installatie conform de Fieldbus-specificatie
wordt uitgevoerd. Vooral het afsluiten van de bus via overeenkomstige
afsluitweerstanden is belangrijk.
Opgelet:
Het indraaien van de NPT-kabelwartel resp. de stalen pijp in de
schroefdraad moet vetvrij zijn. Standaard vetten kunnen additieven
bevatten die de koppeling tussen schroefdraadstuk en behuizing
aantasten. Dit zal de stevigheid van de verbinding en de dichtheid van
de behuizing nadelig beïnvloeden.
Bij installaties met potentiaalvereffening sluit u de kabelafscherming
direct aan op het aardpotentiaal op het voedingsapparaat, in de
aansluitbox en op de sensor. Daarvoor moet de afscherming in de
sensor direct op de interne aardklem worden aangesloten. De externe
aardklem op de behuizing moet laagimpedant op de potentiaalveref-
fening zijn aangesloten.
Bij installaties zonder potentiaalvereffening sluit u de kabelaf-
scherming op het voedingsapparaat en op de sensor direct op het
aardpotentiaal aan. In de aansluitbox resp. de T-verdeler mag de
afscherming van de korte kabel naar de sensor niet met aardpotenti-
aal en niet met een andere kabelafscherming worden verbonden. De
kabelafschermingen naar het voedingsapparaat en naar de volgende
verdeler moeten onderling worden verbonden en via een keramische
5 Op de voedingsspanning aansluiten
19