Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

PLAATSEN SONDES

Met het oog op de goede werking van het klimaatsysteem moeten de temperatuursondes correct geplaatst worden.
b
Maak voor de installatie gebruik van aparte kabelgoten (niet die van de 230 Vac spanningskabels) en niet gepola-
riseerde aansluitklemmen.
SI (Sonde installatie)
Installeren in de betreffende dompelhuls voor contro-
le van de gemengde zone.
Om de werkelijke retourtemperatuur van de installatie
(SR) te meten en voor beheer van de functies voor inbe-
drijfstelling moet een dompelhuls aangebracht worden
op 3÷5 D van de retourleiding, stroomopwaarts van
eventuele hydraulische koppelingen (anticondens, her-
circulatie). Mocht u niet over een dompelhuls beschikken,
dan kunt u de "armbandsonde" gebruiken die apart ver-
krijgbaar is als accessoire.
Vergelijkende tabel
SONDE INSTALLATIE
(als accessoires apart verkrijgbaar)
Gemeten temperatuur (°C) – Weerstandswaarde van de sonde (Ω).
T (°C)
R (Ω)
-30
175203
-25
129289
-20
96360
-15
72502
-10
55047
-5
42158
0
32555
5
25339
10
19873
15
15699
20
12488
25
10000
12
T (°C)
R (Ω)
30
8059
35
6535
40
5330
45
4372
50
3605
55
2989
60
2490
65
2084
70
1753
75
1481
80
1256
85
1070
Toegestane lengte sondekabels (koper)
Doorsnee van de kabel 0,25 0,50 0,75
Max. lengte
20
D
T (°C)
R (Ω)
90
915
95
786
100
677
105
586
110
508
115
443
120
387
125
339
130
298
135
262
140
232
145
206
1,0
1,5 mm
40
60
80
120
m
T (°C)
R (Ω)
150
183
155
163
160
145
165
130
170
117
175
105
180
95
185
85
190
77
195
70
200
64
2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave