Pu
Veiligheidscontact: zie D103683X012-handleiding
Controleer of de gebruikslimieten
overeenkomen met de juiste
bedrijfsomstandigheden.
Controleer of de manometrische
veiligheidsbox (BMS) en veer overeenkomen
met de juiste bedrijfsomstandigheden aan de
uitlaatzijde van de regelaar.
De apparatuur mag geen stroomschokken
ondergaan, dit geldt in het bijzonder voor
het vrijgaverelais.
De gebruiker moet dit controleren, of een voor
de omgeving geschikte bescherming uitvoeren.
Voor standaard regelaars wordt geen
rekening gehouden met brand, aardschokken
en bliksem. Indien nodig kunnen een
speciale productselectie en/of specifieke
berekeningen worden geleverd volgens
specifieke eisen.
Als de slagklep is geclassificeerd onder
werkingsklasse B moet het BMS-diafragma
periodiek worden gecontroleerd.
IN BEDRIJF STELLEN
WAARSCHUWING
!
Alle ingrepen op de apparatuur mogen alleen
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en
getraind personeel.
Voorbereidende verificaties
Startposities
• Inlaat- en uitlaatkleppen
→ Gesloten
Controleer of er geen drukverschil is tussen de inlaat-
en uitlaatkleppen
• Slagklepplug
→ Gesloten
• Impuls isolatieventiel
→ Gesloten
IS
E
REGELAAR
Figuur 5. Type OSE Slagklep Installatieschema
4 D
D
• Impuls atmosferisch ventiel
→ Open
Verificatie van Richtwaarde
Injecteer met behulp van het atmosferische ventiel druk die
gelijk is aan de druk die voor de regelaar is voorzien
• 1
fase vrijgaverelais
e
→ Vast (fase 1)
EINDSTOP
GEACTIVEERDE POSITIE
Figuur 6. Verificatie van richtwaarde
• Slagklep
→ Open (fases 2 & 3)
→ Verhoog de druk progressief om activatie te bereiken
→ Pas de instellingen indien nodig aan
(D103683X012-handleiding)
Noteer de richtwaarde op de apparatuur of noem deze in
een document voor inbedrijfstelling.
Posities voorafgaand aan inbedrijfstelling
• Impuls isolatieventiel
→ Open
• Impuls atmosferisch ventiel
→ Gesloten
• Slagklepplug
→ Gesloten
De apparatuur is klaar voor inbedrijfstelling
Type OSE
1
3
EINDSTOP
2
FASE 1
FASES 2 & 3
Pd
C54
EINDSTOP
C59
5