10. Als de afstellingen van de koppelingen van het voorste
maaidek niet voldoende is om de maaihoogte goed in
te stellen, kunt u de enkelpuntsafstelling gebruiken om
de afstelling nauwkeurig uit te voeren.
11. Om het enkelpuntssysteem af te stellen, moet u de
twee bouten onderaan de maaihoogteplaat losdraaien.
Zie
Figuur
88.
Figuur 88
1. Bouten aan de onderzijde van de maaihoogteplaat
12. Als het maaidek te laag is, draai dan de bout van
het enkelpuntssysteem rechtsom. Als het maaidek te
hoog is, draai dan de bout van het enkelpuntssysteem
linksom
(Figuur
89).
Opmerking: Draai de bout van het
enkelpuntssysteem losser of vaster tot de
montagebouten van de maaihoogteplaat ongeveer 1/3
van de lengte in de sleuven kunnen bewegen. Hierdoor
ontstaat er ruimte voor afstelling omhoog of omlaag
van de vier maaidekkoppelingen.
Figuur 89
1. Bout enkelpuntssysteem
13. Draai de twee bouten aan de onderzijde van de
maaihoogteplaat vast
torsie van 37-45 N·m.
Opmerking: In de meeste omstandigheden moet
de mespunt aan de achterzijde 6,4 mm hoger worden
ingesteld dan de voorzijde.
14. Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf het
horizontale oppervlak tot de achterste punt van het
maaimes (punt B). De afstand moet 8,3 cm bedragen
(Figuur
86).
15. Regel de stelschroef fijn af om een hoogte te verkrijgen
van 8,3 mm (zie
Om te verhogen draait u de schroef rechtsom en om te
verlagen draait u de schroef linksom.
16. Meet en pas aan tot alle vier de zijden op de juiste
hoogte zijn ingesteld. Draai alle moeren van de
hefarmen vast.
Onderhoud van de
maaimessen
Belangrijk: Het rechtermes van dit maaidek draait
linksom: de mesbout is voorzien van linkse schroefdraad.
Gebruik
Figuur 93
om de maaimessen juist te kunnen
plaatsen.
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe
maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder
het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen
wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer
groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of
ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als
een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk
vervangen door een origineel TORO-mes. Om het slijpen en
vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen
in voorraad te hebben.
GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de gebruiker of omstanders en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Vóór controle en onderhoud van de
maaimessen
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel
de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Draai het
contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje.
63
(Figuur
88). Vastdraaien met een
Figuur
87).