Ingebruikname
Ontsteking
Controle van de beveiingen
2-trapsbrander
Waarschuwing:
De ontsteking mag worden
uitgevoerd als alle voorwaarden
die in de vorige hoofdstukken
werden opgenoemd voldaan zijn.
•
Een manometer en een
vacuümmeter aan de pomp
aansluiten.
•
De brandstofventielen openen
•
De 4-polige stekker afkoppelen
(regelthermostaat 2e trap).
•
Het thermostatische circuit sluiten.
•
De bedienings- en veiligheidskoffer
ontgrendelen.
De brander wordt ontstoken in de 1e
trap.
De kwaliteit van de verbranding
beoordelen.
•
8 s wachten en de 4-polige stekker
opnieuw aansluiten.
De brander werkt in de 2e trap.
•
De verbranding controleren: CO
zwartingsindex
•
De druk van de pomp aflezen en
bijregelen om het gewenste
nominale vermogen te bereiken.
•
Het luchtdebiet bijregelen door in te
grijpen op nok I van servomotor
Y10.
Het luchtdebiet in de 2e trap
–
verhogen door de waarde
afgelezen op de gegradueerde
cilinder van nok I te verhogen.
Dit heeft onmiddellijke uitwerking.
Het luchtdebiet in de 2e trap
–
verminderen door de waarde
afgelezen op de gegradueerde
cilinder van nok I te verlagen. De
4-polige stekker even afkoppelen,
en dan opnieuw aansluiten.
Nok I neemt zijn nieuwe stand in.
•
De kwaliteit optimaliseren van de
ontsteking, van de overgang van de
ene trap op de andere, en van de
verbrandingsresultaten, door de maat
Y te wijzigen.
•
Knop A in de richting van pijl -
draaien: de CO
-index verhoogt en
2
omgekeerd. Een wijziging van maat
Y kan een correctie van het
luchtdebiet vereisen.
•
De verbranding controleren:
de CO
-index hoger dan 12%
–
2
zwartingsindex lager dan 1.
–
De waarde van de
rookgassentemperatuur die door de
fabrikant van de ketel wordt
aangeraden in acht nemen om het
vereiste nuttige rendement te
bereiken.
•
De brander uitschakelen.
•
De 4-polige stekker afkoppelen
•
Opnieuw in 1e trap schakelen
•
De verbranding controleren: CO
zwartingsindex
Niet meer op de instelling van de
pompdruk en van de maat Y
terugkomen.
•
Het luchtdebiet bijregelen door in te
grijpen op nok IV van de
servomotor.
Het luchtdebiet in de 1e trap
–
verhogen door de waarde
afgelezen op nok IV te verhogen.
De 4-polige stekker even
aansluiten, en dan afsluiten. Nok IV
neemt zijn nieuwe stand in.
Het luchtdebiet verlagen door de
–
waarde afgelezen op nok IV te
verlagen. Dit heeft onmiddellijk
uitwerking.
•
De brander uitschakelen.
•
De 4-polige stekker verbinden
•
De brander opnieuw starten.
De werking beoordelen: bij de
ontsteking en bij het veranderen van
werkingstrap, bij het verhogen en
- en
2
verlagen van het vermogen.
•
De beveiligingen controleren.
Controle van de beveiligen
•
Controleren met de brander in
werking
openen van het regelcircuit
–
de dichtheid aan de voorkant van
–
de ketel,
de werking van de vlamdetector
–
testen.
1) Opstarten met de vlamdetector
afgekoppeld.
Bij het einde van de beveiligingstijd
wordt de koffer vergrendeld.
2) Opstarten terwijl de
vlamdetector verlicht wordt.
Na 15s voorventilatie wordt de
koffer vergrendeld.
3) Brander in normale werking, de
vlamdetector afkoppelen.
Vóór het einde van de
beveiligingstijd wordt de koffer
vergrendeld.
•
De kappen opnieuw plaatsen.
•
De branderautomaat ontgrendelen.
De brander werkt.
•
De dichtheid tussen de flens en de
voorkant van de ketel controleren.
•
De verbranding in de werkelijke
uitbatingsomstandigheden
controleren (deuren gesloten, kap op
zijn plaats, enz.) en de dichtheid van
de verschillende circuits nakijken.
•
De resultaten op geschikte
documenten optekenen.
•
De brander in automatische werking
stellen
•
De inlichtingen noodzakelijk voor de
uitbating verspreiden.
•
Het ketelhuisplaatje op een
zichtbare plek aanbrengen.
0009 / 13 007 462B
- en
2
11