Onderhouden remmen
De parkeerrem afstellen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 400 bedrijfsuren
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld. Volg
deze procedure ook wanneer u een onderdeel van de
rem heeft verwijderd of vervangen.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Breng de achterzijde van de machine omhoog
en ondersteun de machine met assteunen.
4.
Verwijder de achterbanden van de machine.
5.
Verwijder eventueel vuil rond de rem.
6.
Zet de aandrijfwielen vrij; raadpleeg
vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken
(bladz.
35).
7.
Meet de lengte van de koppeling
Opmerking:
Indien de kloppeling is bevestigd
in de voorste locatie, moet de lengte 219 mm
bedragen. Indien de koppeling is bevestigd in
de achterste locatie, moet de lengte 232 mm
bedragen.
De
1. Voorste locatie
2. Achterste locatie
(Figuur
58).
3. 95 mm
4. Tussenruimte
8.
9.
10.
11.
12.
56
Figuur 58
Meet de lengte van de veer
Opmerking:
De afstand moet 95 mm
bedragen.
Wanneer u de juiste veerlengte bereikt, moet u
controleren of er een zichtbare afstand is tussen
de draaipen en de schouder.
Zet de parkeerrem vrij en draai de wielnaaf
manueel in beide richtingen.
Opmerking:
Die wielnaaf dient vrij te kunnen
bewegen.
Als de tussenruimte te klein is of de wielnaaf niet
vrij kan bewegen, doet u het volgende:
A.
Zet de parkeerrem vrij.
B.
Maak de achterste koppeling los en stel
deze af:
•
Kort de koppeling in om een
tussenruimte te maken.
•
Maak de koppeling langer om de
wielnaaf te laten bewegen.
C.
Maak de achterste koppeling vast.
Schakel de parkeerrem in en controleer de
tussenruimte.
g228555
5. Veer
6. Koppeling
7. Lengte
(Figuur
58).