1. Aansluiting op de gasleiding mag uitsluitend door
gekwalificeerde personen gebeuren en moet in
overeenstemming zijn met alle van toepassing
zijnde reglementeringen.
2. Controleer dat de gascategorie in overeenstemming
is met de gegevens op het typeplaatje van het
toestel.
3. Er mag uitsluitend voor gas geschikt fittingmateriaal
toegepast worden.
4. Om het toestel op maximaal vermogen te laten
werken, moet fittingmateriaal van voldoende
doorlaat toegepast worden.
5. Voor onderhoud dient er dicht bij het toestel een
gaskraan met koppeling gemonteerd te worden, zie
fig. 12.
6. Het plaatsen van een gasfilter en het reinigen van
de gasbuis met stikstof wordt sterk aanbevolen.
7. De volledige gasinstallatie moet op lekdichtheid
worden gecontroleerd, in overeenstemming met alle
daarop van toepassing zijnde reglementeringen.
GEBRUIK NOOIT EEN VLAM OM DE LEKDICHTHEID TE CONTROLEREN !!!
1. Aansluiting op het elektriciteitsnet mag alleen door
gekwalificeerde personen gebeuren en moet in
overeenstemming zijn met alle van toepassing
zijnde reglementeringen.
2. Controleer dat de elektrische specificaties in
overeenstemming zijn met de gegevens op het
typeplaatje van het toestel.
3. Een afzonderlijke vergrendelbare werkschakelaar
moet voorzien worden dicht bij het toestel.
4. Zorg ervoor dat het toestel goed geaard is en dat
een aardlektest wordt uitgevoerd.
5. Bijkomende apparatuur, onder meer voor tijd-
schakeling, ruimtetemperatuur, vorstbeveiliging,
luchtcirculatie etc., is niet begrepen in de
ATTENTIE:
Tijdens de ontsteekcyclus van ongeveer 45 seconden, gebruikt het toestel 130 Watt méér als aangegeven op
het typeplaatje. In het geval waarbij meerdere toestellen op één elektrische fase zijn aangesloten, zou dit een
probleem voor de zekering kunnen betekenen. In dat geval wordt een trapsgewijze onsteking per toestel
aanbevolen. De zekering hieraan aanpassen.
10
6. GASAANSLUITING
7. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Fig. 12
DETAIL GASAANSLUITING
levering van het toestel en moet derhalve apart
besteld worden.
6. Zorg er bij het plaatsen van externe controle-
apparatuur voor, dat er ten alle tijde spanning op
het toestel blijft, zelfs wanneer deze apparatuur in
stand 'verwarming uit' staat.
7. De elektriciteit mag nooit uitgeschakeld worden
voordat:
a) de thermostaat op 'UIT' staat
b) de gaskraan gesloten is
c) de ventilator gestopt is.
8. In verband met de luchtdichtheid van het toestel
dienen alle niet gebruikte kabelwartels luchtdicht te
worden afgesloten.