7. Functionele eenheden
7.12.1
Koeleenheid:
Koelingstechnologie wordt gebruikt om de luchtkoeler in de luchtschacht te koelen en om het oplosmiddel te
koelen.
De lage nakoeltemperatuur van de luchtkoeler vermindert de concentratie oplosmiddelresten in de
kooi en de uitstoot van oplosmiddelen.
Het verwarmde gas dat ontstaat in de koelcompressor (warmtepompprincipe) wordt door de
voorverwarmer gevoerd. De verbruikte energie voor het drogen wordt aanzienlijk verminderd omdat
de thermische energie wordt teruggevoerd.
De luchtkoeler is speciaal gecoat als bescherming tegen corrosie.
7.12.2
Batterij verwarming:
De drooglucht wordt opgewarmd in de verwarmingsbatterij. De verwarmingsbatterij wordt gevoed
door externe stoom of door de kleine elektrische stoomgenerator die in de machine is
geïntegreerd.
7.12.3
Thermische sensor na koeler:
Een thermische sensor regelt de temperatuur van de nakoeler.
7.12.4
Veiligheidstemperatuurbegrenzer:
Bovendien is er na de koeler een onafhankelijke veiligheidstemperatuurbegrenzer ingebouwd om de
werking van de koeler te controleren. Deze is ingesteld op een maximumtemperatuur. Als de
temperatuur dit niveau bereikt, wordt de machine uitgeschakeld.
41
7
Mi240/Mi300/Mi360