4 Monteren
een sensorafstand van 1000 mm mogen de beide sensoren maxi-
maal 50 mm ten opzichte van elkaar zijn verzet.
Over het algemeen geldt het principe: des te groter de antenne is en
des te beter deze focust, des te nauwkeuriger moet de uitlijning zijn.
d
Fig. 17: Uitlijning van de sensoren - hoek en asverzet
Polarisatierichting
De zendeenheid verzendt elektromagnetische golven. Het polarisa-
tievlak is de richting van het elektrische aandeel. De positie daarvan
is door polarisatiemarkeringen op het zeskant van het instrument
aangegeven.
Voor een betrouwbare werking moeten de zend- en ontvangsteenheid
in dezelfde polarisatierichting worden ingebouwd.
Wanneer meerdere instrumentparen in een tank worden ingebouwd,
dan kunnen de instrumentparen met verschillende polarisatierichtin-
gen als het ware worden gecodeerd, om onderlinge beïnvloeding te
verminderen.
22
VEGAMIP R61 • Ontvangereenheid