Bedieningsorganen
1. Koppelingsstang
2. Hendel van
maaiaandrijving
3. Vergrendeling parkeerrem
4. Hendel van bedrijfsrem
5. Snelheidsregeling
Figuur 7
6. Urenteller
7. Hefbeugel
8. InfoCenter
9. Contactschakelaar
Koppelingsstang
Gebruik de koppelingsstang
tractieaandrijving in of uit te schakelen.
•
De tractieaandrijving inschakelen: Trek de
stang omhoog en houd ze tegen de handgreep.
De tractiesnelheid kan variëren naargelang hoe
ver u de stang omhoogtrekt. Als u de stang tot
de handgreep trekt, zal de machine rijden met de
maximale ingestelde snelheid; als u de stang maar
een beetje omhoogtrekt, zal de machine met een
lagere snelheid rijden.
•
De tractieaandrijving uitschakelen: Laat de
stang los.
Snelheidsregeling
Gebruik de snelheidsregeling
snelheid van de machine te regelen.
•
De snelheid van de machine verhogen: Draai
de hendel naar onder.
•
De snelheid van de machine verlagen: Draai
de hendel naar boven.
Contactschakelaar
U kunt de machine aan of uit zetten met de schakelaar
(Figuur
7).
•
De machine starten: Draai het sleuteltje naar de
stand A
.
AN
•
De machine uitschakelen: Draai het sleuteltje
naar de stand U
Hendel van bedrijfsrem
Gebruik de bedrijfsrem
te vertragen of te stoppen. Trek de hendel naar de
handgreep om de bedrijfsrem in te schakelen.
g308000
Vergrendeling parkeerrem
Gebruik de vergrendeling van de parkeerrem
7) om de parkeerrem in te schakelen wanneer u weg
bent van de machine.
•
De parkeerrem in werking stellen: Schakel de
hendel van de bedrijfsrem in en houd deze vast,
draai de vergrendeling van de parkeerrem naar
u toe.
•
De parkeerrem uitschakelen: Trek de hendel
van de bedrijfsrem naar de handgreep.
Hendel van maaiaandrijving
Gebruik de hendel van de maaiaandrijving
om de maai-eenheid in of uit te schakelen.
9
(Figuur
7) om de
(Figuur
7) om de
.
IT
(Figuur
7) om de machine
(Figuur
(Figuur
7)