Automatische
In de automatische modus selecteert de regeling automatisch
modus
tussen verwarmings- en koelbedrijf, afhankelijk van de ingestelde
streeftemperatuur. Voor zover voldoende verwarmings- resp.
koelmedium met voldoende temperatuur ter beschikking staat, kan zo
een constante ruimtetemperatuur worden gewaarborgd. Het toerental
van de ventilator moet op automatisch worden ingesteld.
Koelmodus
In koelbedrijf wordt de omgevingslucht binnen tot de ingestelde
richttemperatuur afgekoeld. Stel de gewenste ruimtetemperatuur
door het indrukken van de toets TEMP in stappen van 1 °C in. Ligt de
ruimtetemperatuur 1 °C boven de gewenste temperatuur en is voldoende
koelmedium beschikbaar, begint de binnenunit de omgevingslucht binnen
af te koelen. Wordt de ingestelde ruimtetemperatuur met ca. 0,5 C°
onderschreden, schakelt de regeling de koeling uit.
Neem de volgende informatie in acht:
Het is aan te bevelen om de ingestelde temperatuur tot maximaal 6 °C
onder de buitentemperatuur in te stellen.
Ontvochtigings-
Nadat met de toets MODE de ontvochtigingsmodus is ingesteld, kan
modus
de gewenste temperatuur en de lamellenstand worden geselecteerd.
Het instellen van de ventilatorsnelheid is niet mogelijk. Met intervallen
wordt de ventilator uitgeschakeld, om de temperatuur van het
lamellen te verlagen. Het koelregister onderschrijdt door de geringe
mediumtemperatuur het dauwpunt van de lucht, dit heeft een
uitcondenseren van de luchtvochtigheid tot gevolg. Het vochtgehalte
van de omgevingslucht binnen wordt hiermee gereduceerd.
In deze bedrijfsmodus wordt het apparaat als recirculatieapparaat
Ventileren
gebruikt, een instelling van de streeftemperatuur is niet mogelijk.
Er wordt geen koel- of verwarmingsvermogen afgegeven aan de ruimte.
Neem de volgende informatie in acht:
Met deze bedrijfsmodus kan in de winter de warmtestuwing onder het
plafond naar lagere zones van de ruimte worden getransporteerd.
In verwarmingsbedrijf wordt de omgevingslucht binnen verwarmd
Verwarmings-
tot de ingestelde waarde. Stel de gewenste ruimtetemperatuur
modus
door het indrukken van de toets TEMP in stappen van 1 °C in. Ligt
de ruimtetemperatuur onder de gewenste temperatuur , wordt
de lokale klep geopend. Als voldoende verwarmingsmedium ter
beschikking staat, begint de binnenunit hiermee de omgevingslucht
binnen te verwarmen. De ventilator start pas bij het bereiken van een
lamellentemperatuur van 38 °C. Als de ingestelde ruimtetemperatuur
met ca. 1 °C wordt overschreden, schakelt de regeling de klep uit.
Onderschrijdt de lamellentemperatuur 38 °C wordt de ventilator
uitgeschakeld.
Neem de volgende informatie in acht:
Het wordt aanbevolen de insteltemperatuur op maximaal 28°C in te
stellen, de maximale ventilatorsnelheid en de onderste lamellenstand
te gebruiken.
9