REMKO KF
Master- en slave-instellingen
Een hogergelegen apparaat met kabelafstandsbediening (master) kan elk verder
apparaat (slave) afzonderlijk aansturen. Vanuit het master-apparaat kunnen alle of elk
afzonderlijk slave-appara(a)t(en) worden aangestuurd. Aan de kabelafstandsbediening
wordt een adres toegekend waarmee onderscheidt tussen de apparaten wordt gemaakt.
De toekenning van het adres wordt door het instellen van de overeenkomstige
DIP-schakelaar op de achterzijde van de printplaat uitgevoerd. Nadat de bovenste
behuizingshelft van de afstandsbediening werd losgemaakt, zijn de schakelaars
rechtsonder op de printplaat zichtbaar.
De master-afstandsbediening moet altijd
het adres 01 krijgen. Alle schakelaars
moeten omlaag zijn geschakeld.
De slave-afstandsbedieningen
worden toegekend aan de adressen
02 t/m 32. Om het adres te
definiëren, worden de DIP-schakelaars
overeenkomstig de tabel ingesteld.
Unit
01
02
03
04
05
06
07
08
09
14
Unit
10
11
12
13
14
15
16
17
18
DIP-schakelaar
Unit
19
20
21
22
23
24
25
26
27
Unit
28
29
30
31
32
Het zwarte vakje
geven de DIP-
schakelaars weer,
waarbij Unit 01
dus bijv. alle 5 DIP-
schakelaars omlaag
staan (OFF).