Inhoudsopgave
Advertenties
Programmering
De programmering van de slave-apparaten kan door het master-apparaat alleen via
de netwerkfunctie (toets SLEEP) worden uitgevoerd. Als de toets SLEEP langer dan
5 seconden wordt ingedrukt, verschijnt het netwerksymbool
het display. Nu kunnen de gewenste instellingen worden overgenomen en met de
toets TIME de slave-apparaten worden geselecteerd. De instellingen kunnen worden
overgedragen aan alle slave-apparaten (UNIT ALL) of aan een bepaald slave-apparaat
met vooraf gedefinieerd adres (UNIT 02 t/m 31).
Overbrengen op alle apparaten (UNIT ALL)
Overbrengen op een apparaat (UNIT 02 t/m UNIT 32)
Nadat het adres van de apparaten en andere instellingen zijn geselecteerd, moet altijd
de toets
worden ingedrukt om de instellingen aan te brengen.
Aanwijzingen betreffende de installatie van het interne netwerk
Alle apparaten moeten onderling met een interne busleiding worden verbonden.
Bovendien moet het laatste apparaat, dat via de kabelafstandsbediening wordt
aangestuurd, middels een jumper-toekenning van jumper JP1 worden aangeduid.
Op het apparaat moet de jumper op positie JP1 zijn geplaatst.
Aanwijzingen betreffende de bediening van het interne netwerk
De timer-functie kan uitsluitend afzonderlijk op elk apparaat worden
■
geprogrammeerd. Via de master-afstandsbediening kan de timer-functie niet op
alle apparaten worden overgedragen.
Bij het overbrengen van de instellingen aan alle apparaten (alleen via de master-
■
afstandsbediening) worden de instellingen ook door het master-apparaat
overgenomen. De afzonderlijke instellingen van het master-apparaat kunnen pas
na het overbrengen aan alle apparaten worden gewijzigd.
Als de timer-functie van een master-afstandsbediening is geactiveerd, kan het
■
netwerkbedrijf niet met de toets SLEEP worden geactiveerd om wijzigingen aan te
brengen.
en UNIT ALL op
De instellingen worden
overgebracht aan alle
apparaten.
15
Advertenties
Inhoudsopgave
