NL
7. Maak de voorste veiligheidsgordels vast volgens de instructies van het op de aangegeven
plaats riem-systeem van de fabrikant (Figuur 3). Deze plaats is gemarkeerd op de rolstoel
door een symbool (Figuur 4).
8. Rol de rolstoel naar achteren tot de voorste gordels strak zijn.
9. Zet de remmen van de rolstoel aan.
10. Maak de achterste veiligheidsgordels vast volgens de instructies van het op de
aangegeven plaats riemsysteem van de fabrikant. (Figuur 3). Deze plaats is gemarkeerd
op de rolstoel door een symbool (Figuur 4).
Procedure om de rolstoelgebruiker vast te maken:
1. Verwijder beide armsteunen.
2. Indien aanwezig, bevestig de rolstoel bekkengordel.
3. Bevestig het veiligheidssysteem voor inzittenden volgens
de instructies van het riemsysteem van de fabrikant.
4. Draag de bekkengordel laag over de voorkant van de
bekken, zodat de hoek van de bekkengordel binnen de
gewenste zone van 30° tot 75° met de horizontale is,
analoog zoals hieronder aangegeven.
5. Een steilere (grotere) hoek binnen de gewenste zone is
wenselijk.
6. Trek de riem strak aan volgens de instructies van het riem-systeem van de fabrikant en in
overeenstemming met het comfort van de gebruiker.
7. Zorg ervoor dat de veiligheidsriem verbonden wordt in een rechte lijn aan het ankerpunt
van het voertuig en dat er geen bochten in de riem zichtbaar zijn, bijvoorbeeld op de as
van het achterwiel.
8. Installeer de armsteunen indien gewenst. Zorg ervoor dat de gordels niet gedraaid zijn of
weggehouden worden van het lichaam door rolstoel onderdelen zoals armsteunen of
wielen.
Figuur 3
6
101
2024-01
Voor gebruik
Figuur 4