5.3 – BIJPLAATSEN OF WEGNEMEN VAN INRICHTINGEN
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatisering met
GD0 toevoegen of er een uit verwijderen.
Monteer geen inrichtingen voordat u gecontroleerd hebt of ze
volledig compatibel zijn met GD0; raadpleeg de klantenservice van
MHOUSE voor nadere gegevens.
5.3.1 – Uitgang fototest
Deze besturingseenheid beschikt over de functie "Fototest" waardoor de
betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen groter wordt en "categorie
2" volgens de norm EN 954-1 (uitgave 12/1998) behaald kan worden voor
wat betreft de combinatie van besturingseenheid en veiligheidsfotocellen.
Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat, worden alle veiligheidsin-
richtingen in kwestie gecontroleerd en alleen als de test een gunstig resul-
taat geeft, gaat de manoeuvre van start. Als de test daarentegen geen gun-
stig resultaat heeft (fotocel verblind door de zon, kortsluiting in de kabels
e.d.) wordt de storing vastgesteld en gaat de manoeuvre niet van start.
69
Om een stel fotocellen toe te voegen dient u het bruggetje te verwijderen
en die aan te sluiten zoals hieronder beschreven wordt.
De stroom voor de zenders van de fotocellen komt niet rechtstreeks van
de uitgang van de neveninrichtingen, maar van de uitgang "Fototest" tus-
sen de klemmetjes 8-6. De maximaal te benutten stroom op de uitgang
"Fototest" bedraagt 100mA.
Indien er 2 stellen fotocellen gebruikt worden waartussen interferentie
mogelijk is, dient u het synchronisme zoals dat in de aanwijzingen voor de
fotocellen beschreven wordt, te activeren.
70
5.3.2 – Ingang STOP
STOP is de ingang die een onmiddellijke onderbreking van de manoeuvre
teweegbrengt (waarbij de loop even wordt omgedraaid). Op deze ingang
kunnen inrichtingen aangesloten worden die een uitgang met normaal open
contacten "NA" hebben (zoals bijvoorbeeld de schakelaar KS1), maar ook
inrichtingen met normaal gesloten contacten "NC", of inrichtingen die een
uitgang met constante weerstand 8,2kΩ, hebben, zoals bijvoorbeeld gevoe-
lige randen. Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de
ingang STOPmeer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van
het hetzelfde type.
Volg hiertoe onderstaande tabel:
NA
NA
Parallelschakeling
(opmerking 1)
NC
(opmerking 2)
8,2KΩ
Parallelschakeling
20
TABEL 9
1
e
inrichting type:
NC
8,2 KΩ
(opmerking 2)
Parallelschakeling
Srieschakeling
Srieschakeling
(opmerking 3)
Srieschakeling
(opmerking 4)
Opmerking 1. Een combinatie NA en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van 8,2k Ω
(te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrichtingen mogelijk:
NA, NC en 8,2k Ω ).
Opmerking 2. U kunt meerdere NA-inrichtingen zonder enige beperking
parallel met elkaar verbinden.
Opmerking 3. U kunt meerdere NC-inrichtingen zonder enige beperking
serieel met elkaar verbinden.
Opmerking 4. U kunt slechts 2 inrichtingen met een uitgang met con-
stante weerstand 8,2k Ω . parallel verbinden. Eventueel moeten meer
inrichtingen via een "cascadeschakeling" op één enkele eindweerstand
van 8,2k Ω aangesloten worden.
Let op: indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen met
een veiligheidsfunctie te verbinden, garanderen alleen die inrichtin-
gen welke een uitgang met een constante weerstand van 8,2kΩ heb-
ben, de veiligheidscategorie 3 tegen storingen.
De besturingseenheid herkent de op de ingang STOP aangesloten ingang
tijdens de herkenningsfase van de openings-en sluitstanden van de deur;
daarna wordt er een STOP veroorzaakt wanneer er zich enigerlei veran-
dering voordoet ten opzicht van de aanvankelijk herkende stand van
zaken.
5.4 – GEHEUGENOPSLAG VAN RADIOZENDERS
De besturingseenheid bevat een radio-ontvanger voor TX4 zenders. De
zenders in de verpakking zijn reeds in het geheugen opgeslagen en
gebruiksklaar.
Indien u een nieuwe radiozender wilt opslaan, kunt u uit twee mogelijkhe-
den kiezen:
• Modus 1: in deze "modus" wordt de hele radiozender gebruikt, d.w.z.
alle toetsen voeren een vooraf ingestelde opdracht uit (de bij GD0 gele-
verde zenders zijn in modus 1 opgeslagen). Het is duidelijk dat een radio-
zender in modus 1 slechts gebruikt kan worden om één enkele automati-
sering aan te sturen, d.w.z.:
Toets T1
Opdracht "OPEN"
Toets T2
Opdracht "Deelopening "
Toets T3
Opdracht "Alleen Openen"
Toets T4
Opdracht "Alleen Sluiten"
• Modus 2: aan elke toets kan één van de vier beschikbare opdrachten
gekoppeld worden. Indien u deze modus goed gebruikt kunt u ook 2 of
meerdere verschillende automatiseringen aansturen, bijvoorbeeld:
Toets T1
Opdracht "Alleen Openen" automatisering N° 1
Toets T2
Opdracht "Alleen Sluiten " automatisering N° 1
Toets T3
Opdracht "OPEN" automatisering N° 2
Toets T4
Opdracht "OPEN" automatisering N° 3
Natuurlijk is iedere zender een geval op zich en kunnen in dezelfde bestu-
ringseenheid sommige in modus 1 en andere in modus 2 opgeslagen
worden.
De totale geheugencapaciteit is 150 eenheden. Bij geheugenopslag in
modus 1 wordt er één eenheid voor elke zender gebruikt, terwijl dat bij
modus 2 één eenheid voor elke toets is.
Let op: omdat de procedures voor geheugenopslag aan tijd (10s)
gebonden zijn moet u eerst de aanwijzingen van de volgende para-
grafen doorlezen en daarna tot uitvoering daarvan overgaan.
5.4.1 – Geheugenopslag in modus 1
1 Druk tenminste 3 s op toets P1 [B].
Laat de toets los wanneer het ledlampje P1 [A] gaat branden.
2 Druk binnen 10s tenminste 3s op een willekeurige toets van de radio-
zender die in het geheugen opgeslagen moet worden.
Indien de geheugenopslag goed verlopen is, gaat het ledlampje "P1" 3
keer knipperen.
3 Indien er andere zenders opgeslagen moeten worden, dient u nogmaals
stap 2 binnen 10 s uit te voeren; anders wordt de de fase van geheugen-
opslag automatisch beëindigd.