7.
Stel de regelklep voor het materiaal in op de gewenste
instelling.
c.
Alleen veergeregelde regelaars (zie afb. 3). Het
reduceerventiel is op twee manieren bij te stellen:
D
Schroef de inbusstelschroef (19) met
behulp van het mannelijk uiteinde (B) van
de reduceerventielsleutel (24) volledig
rechtsom. Controleer of de drukinstelling
niet veranderd is.
D
Schroef de inbusstelschroef (12) met
behulp van het vrouwelijk uiteinde (A) van
de reduceerventielsleutel (24) volledig
linksom om naar de gewenste drukinstel-
ling terug te keren.
d.
Alleen luchtgeregelde regelaars. Het reduceer–
ventiel is op twee manieren bij te stellen:
D
Sluit het omloopventiel voor het luchtredu-
ceerventiel en open de uitlaatklep bij het
luchtreduceerventiel. Controleer of de
drukinstelling niet veranderd is.
D
Stel het luchtreduceerventiel zo in dat u
weer op de gewenste materiaaldrukinstel-
ling komt.
De materiaaldruk regelen
Veergeregeld reduceerventiel
1.
Sluit het reduceerventiel: zet het vrouwelijke uiteinde (A)
van de sleutel (24) in de stelschroef (12) en draai links-
om om de spanning van de veer te ontlasten. Zie Afb. 3.
2.
Start de pomp en open de inlaatklep van het reduceer-
ventiel om materiaal in het reduceerventiel te laten
lopen. Zie Afb. 1.
3.
Draai de sleutel (24) rechtsom om de materiaaldruk te
vergroten. Zie Afb. 3. Stel de druk bij voor het gewenste
spuitpatroon.
Bediening
OPMERKING: Als u een manometer voor het materiaal
gebruikt, verlaag dan eerst de druk van het reduceerventiel
voordat u de druk in de pistoolslang enigszins ontlast om zo
de juiste aflezing op de manometer te krijgen.
Luchtgeregeld reduceerventiel
1.
Start de pomp en open de inlaatklep van het reduceer-
ventiel om materiaal in het reduceerventiel te laten
lopen. Zie Afb. 2.
2.
Vergroot de luchtdruk om de gewenste vloeistofdruk te
verkrijgen. Stel hem af op het gewenste spuitpatroon.
OPMERKING: Als u een manometer voor het materiaal
gebruikt, verlaag dan eerst de druk van het reduceerventiel
voordat u de druk in de pistoolslang enigszins ontlast om zo
de juiste aflezing op de manometer te krijgen.
OPMERKING: Zorg dat het drukontlastingsgat in de fitting
van de luchtleiding (29) niet afgestopt is. Zie blz. 10.
Om de beste resultaten te krijgen moet u een luchtreduceer-
ventielgebruiken met een membraandiameter van minimaal
2 inch (51 mm) voor het regelen van het materiaalreduceer-
ventiel.
Afb. 3
12
B
A
307212
24
7