Bediening
Bediening
Drukontlastingsprocedure
1. Vergrendel het pistool met de veiligheidspal.
2. Sluit alle zelfontlastende hoofdluchtventielen,
inclusief het zelfontlastende hoofdluchtventiel (3),
die met uw systeem is meegeleverd.
3. Draai de T-hendel van de regelaar volledig naar
links, wanneer u de kom van het luchtfilter/de
regelaar (1) verwijdert of onderhoud pleegt aan
de luchtfilter/de regelaar.
4. Draai alle vloeistofafsluiters open als die er zijn.
5. Haal het pistool van de veiligheidsvergrendeling af.
6. Houd een metalen deel van het pistool stevig tegen
de zijkant van een geaarde metalen bak en haal
de trekker van het pistool over om de druk te laten
ontsnappen.
7. Vergrendel het pistool met de veiligheidspal.
8. Draai alle aanwezige vloeistofaftapventielen
(vereist in uw systeem) open en houd een
opvangbak bij de hand om de uitlekkende
vloeistof op te vangen.
9. Laat het/de aftapventiel(en) open staan tot u weer
gaat spuiten.
Als u het vermoeden hebt dat de spuittip of de slang
volledig verstopt zit of dat de druk niet volledig
is afgevoerd nadat u de bovenstaande stappen
hebt uitgevoerd, draai dan de borgmoer van de
tipbeschermer of de eindkoppeling van de slang
heel langzaam los en laat zo de druk geleidelijk
ontsnappen; draai vervolgens de moer of de
koppeling helemaal los. U kunt nu de tip of de
slang reinigen.
4
De luchtregelaar afstellen
Gebruik het zelfontlastende hoofdluchtventiel (3)
om de lucht die is blijven zitten tussen het ventiel
en de pomp te laten ontsnappen, nadat het ventiel
is afgesloten. Dit onderdeel vermindert mede het
risico op ernstig letsel door vloeistofinjectie of
spatten in de ogen of op de huid, en verwonding
door bewegende delen, ontstaan bij het afstellen
of repareren van de pomp.
1. Draai de T-hendel rechtsom om de gereguleerde
luchtdruk te verhogen.
2. Draai de T-hendel linksom om de gereguleerde
luchtdruk te verlagen.
3. Draai de contramoer aan om de instelling van de
regelaar te vergrendelen.
4. Draai het luchtfilter/de regelaar (1) langzaam
open. Regel de pompsnelheid en de vloeistofdruk
met behulp van de regelaar. Gebruik altijd de
laagste druk die nodig is om het gewenste resultaat
te bereiken. Hogere drukwaarden veroorzaken
voortijdige slijtage aan de tip en de pomp.
3A0620H