Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Bandenspanning
ZAUM0053
De bandenspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
s WAARSCHUWING
s
Rijden met deze machine met een
onjuiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk
ernstig letsel of overlijden tot gevolg.
●
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
DAU33601
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
175 kPa (1,75 kgf/cm
1,75 bar)
Achter:
200 kPa (2,00 kgf/cm
2,00 bar)
90–163 kg (198–359 lb):
Voor:
175 kPa (1,75 kgf/cm
1,75 bar)
Achter:
225 kPa (2.25 kgf/cm
DWA10501
2.25 bar)
Maximale belasting*:
163 kg (359 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
s WAARSCHUWING
s
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
2
, 25 psi,
2
, 29 psi,
ZAUM0054
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
2
, 25 psi,
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
2
, 33 psi,
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha dea-
ler worden vervangen.
6-11
DWA10511
1
2
6