GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Wegrijden
OPMERKING
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
1. Houd met uw linkerhand de achte-
rremhendel ingedrukt, pak met uw
rechterhand de drager beet en duw
de scooter van de middenbok af.
5
2
1. Handgreep
2. Achterremhendel
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
DAU16770
Sneller en langzamer rijden
ZAUM0199
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Draai
1
de gasgreep richting (a) om sneller te
gaan rijden. Draai de gasgreep richting (b)
om langzamer te gaan rijden.
DAU16780
Remmen
s WAARSCHUWING
s
●
(b)
(a)
●
●
●
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem
5-2
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of omva-
llen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels worden
in natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aan-
gepaste snelheid te naderen en
voorzichtig te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
gelijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
DAU16793
DWA10300