07.3
MONTAGESEQUENTIE
1.
Het inzetstuk wordt geleverd met een steunbasis met schuifgeleiders zodat
het in een bestaande schoorsteen of op een bestaande basis/vloer kan
worden geïnstalleerd middels vervaardiging van een geschikte bekleding. De
steunbasis met schuifgeleiders moet op de vloer van de bestaande kachel of
op de bestaande basis/vloer bevestigd worden en maakt het mogelijk om het
inzetstuk gemakkelijk te verwijderen (zie hoofdstuk 10.1 voor de methode voor
het bevestigen van de steunbasis).
2.
Als u een nieuwe kachel wilt bouwen, kunt u het statief (optionele set)
gebruiken, door dit op de vloer te bevestigen en daarop het inzetstuk te
plaatsen met de steunbasis met schuifgeleiders (voor de methode van
bevestiging aan de vloer, zie Hfst. 10.2).
07.3.1
INSTALLATIECONFIGURATIES
Het inzetstuk kan geïnstalleerd worden in een bestaande kachel, op een bestaande basis/vloer middels constructie van een geschikte
bekleding of ex novo met een geschikte bekleding. Voor de juiste werking van het inzetstuk, moet men voor alle installatieconfiguraties
verplicht het volgende verwezenlijken:
- een recirculatie van lucht met een of meer openingen in het onderste en bovenste deel van de bekleding volgens de minimale metingen:
a) ingang convectielucht (onderste deel van de bekleding): minimale nuttige oppervlakte 400 cm
de hierna beschreven configuraties (A).
b) uitgang convectielucht (bovenste deel van de bekleding): minimale nuttige oppervlakte 400 cm
- een inlaat voor de verbrandingslucht om de lucht op te nemen die nodig is voor verbranding:
a) van binnenin de installatieruimte door middel van een opening die in verbinding staat met de externe omgeving met een
minimale diameter van 200 mm (buiten of binnen de bekleding gepositioneerd) (D)
b) rechtstreeks van buiten de installatieruimte, door middel van geschikte kanalisaties met een minimale opening van Ø60
mm en in elk geval niet minder dan de diameter van de inlaatleiding van de verbrandingslucht van het apparaat. Kanalisatie
van de inlaat van de verbrandingslucht binnen de volgende limieten: maximale lengte 1000 mm, minimale diameter in
overeenstemming met de diameter van de luchtinlaat van het apparaat en één enkele richtingsverandering van 90°, maximaal
hoogteverschil ten opzichte van de interas van de inlaat van de verbrandingslucht van het apparaat ± 300 mm (E).
In het geval van een bestaande kachel of bestaande basis/vloer, in aanvulling op het bovenstaande, moet men ook het volgende
voorzien:
a) een opening (350 mm x 250 mm) aan de basis van de bestaande kachel of van de bestaande basis/vloer, in overeenstemming
met de opening op de steunbasis van de schuifgeleiders, om een correcte doorgang van de lucht te verzekeren (C).
Hieronder vindt u enkele mogelijke installatietypes.
AANDACHT
Het apparaat moet geïnstalleerd worden in een gesloten omgeving en op een vloer met een geschikt
laadvermogen. Indien de bestaande constructie niet aan deze vereiste voldoet, moet men de geschikte
maatregelen treffen (bv. de vervaardiging van een plaat voor verdeling van de lading). De installatie van het apparaat moet
een gemakkelijke toegang garanderen voor het onderhoud van het apparaat zelf en van het rookkanaal.
OPMERKING
De externe luchtinlaten moeten zodanig vervaardigd zijn dat ze niet ongewild verstopt kunnen worden en indien
ze van een insectennet voorzien zijn, moet men ze regelmatig schoonmaken om te vermijden dat ze geblokkeerd worden
door stof en vuil, vooral in de periodes van intense pollenconcentratie.
OPMERKING
Zoals aangegeven in de nationale referentienorm UNI 10683, mag het product niet geïnstalleerd worden in
ruimte met een volume van minder dan 15 m
AANDACHT
De bekleding moet van onbrandbaar materiaal vervaardigd zijn.
.
3
of 200 cm
in functie van
2
2
(B).
2
21