(3) Als u een aanpassing wilt doorvoeren, selecteert u met de doorvoerknop de afdruk met de
kleinste afwijking tussen de eerste en tweede gang (in omgekeerde richting) van de printkop.
Druk eenmaal op de doorvoerknop om het eerste patroon te selecteren, tweemaal voor het
tweede patroon enzovoort, tot zevenmaal voor het zevende patroon.
Bij het gewenste nummer houdt u de doorvoerknop twee seconden ingedrukt, totdat u
een lange toon hoort. Dit bepaalt de instelling. (Als u bijvoorbeeld het achtste patroon van
boven wilt selecteren, drukt u eerst zevenmaal op de doorvoerknop. Vervolgens houdt u
bij het achtste patroon de doorvoerknop twee seconden ingedrukt, totdat u een lange toon
hoort.)
Er zijn niet meer dan 23 patronen. Bij elke druk op de doorvoerknop hoort u de zoemer.
Als u meer dan 23 keer op de doorvoerknop drukt, hoort u een waarschuwingsgeluid.
(4) Als geen enkel patroon goed is, gebruikt u de hieronder beschreven procedure voor de
heen- en teruggang. Daarmee wordt een nieuw patroon afgedrukt. Vervolgens voert u stap
(3) opnieuw uit.
Achteruit:
Houd de doorvoerknop twee tot vier seconden ingedrukt. De zoemer gaat en er wordt
een patroon afgedrukt waarbij de heengang meer naar links staat dan bij het eerdere
patroon en de teruggang meer naar rechts.
Heen:
Houd de doorvoerknop vier seconden of langer ingedrukt. De zoemer gaat tweemaal
en er wordt een patroon afgedrukt waarbij de heengang meer naar rechts staat dan bij
het eerdere patroon en de teruggang meer naar links.
(5) Na selectie van het patroon wordt de instelling opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen.
Er wordt een afdruk gemaakt zoals hieronder is afgebeeld. Daarbij is het geselecteerde pa-
troon aangegeven met de melding dat de aanpassing is voltooid (Adjust Completed!).
Opmerking: Voordat met afdrukken wordt begonnen, wordt de instelling opgeslagen in het
niet-vluchtige geheugen van de printer (nadat het patroon is geselecteerd en
u de lange zoemer hoort). Op dit moment mag u de printer niet uitschakelen.
Als u de printer net uitschakelt op het moment waarop de instelling wordt
opgeslagen in het geheugen, worden de instelling voor de uitlijning en alle
instellingen van de geheugenschakelaar gereset.
(6) De zoemer gaat nog een keer (lang) en de instelling wordt automatisch vastgelegd.
Hiermee is de uitlijning voltooid.
– 30 –