1.
Zorg dat de printer is ingeschakeld.
2. Selecteer
Instellingen (Setup) op het HOME-scherm.
Het bedieningspaneel gebruiken
3. Selecteer
Instellingen (Settings).
4. Selecteer
Apparaatinstellingen (Device settings).
5. Selecteer Faxinstellingen (FAX settings).
6. Selecteer Gebruikersinstellingen FAX (FAX user settings).
7. Selecteer Gebruikersgegevens instellen (User information settings).
Het scherm voor het registreren van de toestelnaam en het fax-/telefoonnummer van het toestel wordt
weergegeven.
8. Voer een toestelnaam in.
1. Selecteer het invoerveld onder Toestelnaam (Unit name).
Het scherm voor het invoeren van het teken wordt weergegeven.
2. Voer een toestelnaam in.
3. Selecteer OK.
370