Nauwkeurigheidscontrole
Draai het instrument 180° zodat het in de richting
2 kijkt tegenover 1. Verplaats het instrument
zodat de laserstraal exact op punt A1 valt. Als de
afstand tussen punt B1 en B2 niet groter is dan 2
mm, dan is de Leica Lino L4P1 binnen de tole-
ranties.
Neem contact op met uw plaatselijke leve-
rancier of geautoriseerde Leica Geo-
systems dealer, als de laser buiten
toleranties is.
Leica Lino L2P5/L2P5G
Loodrechtheid horizontale punten
Zet de lockschakelaar in de stand vrij. (zie
pas
lock). Markeer een referentiepunt (P1) op
circa 5m van de wanden en positioneer het onder-
ste loodpunt hier exact op. Lijn de kruisdraad uit
naar de linker wand en markeer het snijpunt (a1)
op de wand op ongeveer dezelfde hoogte als P1.
Markeer meteen daarna de rechter loodrechte
straal (b1) op de wand vooruit.
Roteer nu het instrument exact 90° rechtsom om
het loodpunt P1 en positioneer de linker lood-
rechte straal op het bestaande referentiepunt a1.
Let op, dat het loodpunt nog steeds exact op refe-
rentiepunt P1 staat. Controleer daarna het
nieuwe referentiepunt b2 met het vorige refe-
rentiepunt b1 op de wand vooruit. Het verschil tus-
sen de twee punten mag maximaal 3mm zijn.
Markeer de nieuwe positie van de rechter lood-
rechte straal op de rechter wand als c1.
Neem contact op met uw plaatselijke leve-
rancier of geautoriseerde Leica Geo-
systems dealer, als de laser buiten
toleranties is.
Water-
Roteer nu het instrument exact 180° rechtsom
om het loodpunt P1 en positioneer de rechter
loodrechte straal op het bestaande referentiepunt
a1. Let op, dat het bovenste loodpunt nog steeds
exact op referentiepunt P1 staat. Markeer nu de
linker straal op de rechter wand als c2 Meet ten-
slotte het verschil tussen het eerste refe-
rentiepunten c1 en het nieuwe punt c2. Het
verschil tussen deze twee punten mag maximaal
3mm zijn.
15