Aansluiting/installatie
Let op
• Sluit alle aardingskabels op een
gemeenschappelijk aardpunt aan.
• Zorg ervoor dat de draden niet onder een
schroef of tussen bewegende onderdelen
(bijv. de rail van de autostoel) bekneld
raken.
• Voordat u de aansluitingen maakt, moet u
de contactschakelaar van de auto uitzetten
om kortsluiting te voorkomen.
• Sluit de voedingskabel aan op het
apparaat en de luidsprekers voordat u de
kabel aansluit op de
hulpvoedingsaansluiting.
• Isoleer losse, niet-aangesloten kabels met
isolatietape voor de veiligheid.
Voorzorgsmaatregelen
• Kies de installatieplaats zorgvuldig zodat
het apparaat geen hinder veroorzaakt
tijdens het rijden.
• Installeer het apparaat niet op plaatsen
waar het blootgesteld wordt aan hoge
temperaturen, bijv. in direct zonlicht of bij
de warme luchtstroom van de
autoverwarming, aan sterke trillingen, of
waar het in contact komt met veel stof of
vuil.
• Gebruik alleen de meegeleverde
bevestigingsmiddelen om het apparaat
veilig en stevig te monteren.
Opmerking over de voedingskabel (geel)
Wanneer u dit apparaat aansluit samen met andere
componenten, moet de ampèrage van de
aangesloten autostroomkring groter zijn dan de
som van de ampèrages van de zekeringen van elke
component afzonderlijk.
De montagehoek instellen
Zorg dat de montagehoek kleiner is dan 30°.
Onderdelenlijst voor
installatie
• Deze onderdelenlijst bevat niet de
volledige inhoud van de verpakking.
• De beugel en de beschermende rand
worden op het apparaat bevestigd voordat
het wordt verzonden. Voordat u het
apparaat plaatst, moet u de
ontgrendelingssleutels gebruiken om
de beugel te verwijderen van het
apparaat. Voor meer informatie zie 'De
beschermende rand en de beugel
verwijderen' (pagina 37).
• Bewaar de ontgrendelingssleutels voor
toekomstig gebruik omdat u deze ook
nodig hebt om het apparaat uit de auto te
verwijderen.
× 2
33
NL