Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Kalibreren Van De Tanksensoren - Garmin Boat Switch Installatie-Instructies

Vooraf geconfigureerd digitaal schakelsysteem
Inhoudsopgave

Advertenties

Kalibreren van de tanksensoren

De minimale en maximale vloeistofniveaus moeten worden geconfigureerd om de tanksensoren naar behoren
te laten werken.
OPMERKING: Om de sensoren te kalibreren, moet u specifieke draden in een van de break-out-kabels in de X2
kabelgeleider aansluiten op een gemeenschappelijke aarding, zoals aangegeven
Voor het gemak kunt u deze draden aansluiten op de aarding via fysieke momentschakelaars.
1 Zorg ervoor dat alle tanksensoren goed zijn aangesloten.
2 Sluit de SWITCH INPUT: CALIBRATION ENABLE-draad gedurende vijf seconden aan op een
gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration mode activated.
3 Stel alle tanksensoren in op de minimum vulstand en sluit de SWITCH INPUT: STORE MIN TANK VALUES-
draad gedurende drie seconden aan op een gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration: Min values stored.
4 Stel alle tanksensoren in op de maximale vulstand en sluit de SWITCH INPUT: STORE MAX TANK VALUES-
draad gedurende drie seconden aan op een gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration: Max values stored.
5 Sluit de SWITCH INPUT: CALIBRATION ENABLE-draad gedurende vijf seconden aan op een
gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration mode deactived.
OPMERKING: De kalibratiemodus wordt na 10 minuten automatisch gedeactiveerd als er geen
kalibratiedraden op de aarding zijn aangesloten.
Het type tankvloeistof selecteren
Het vloeistoftype moet met behulp van deze procedure worden gedefinieerd voor elke aangesloten tanksensor.
De PGN van het vloeistofniveau wordt niet doorgegeven voor niet-geconfigureerde of onjuist geconfigureerde
tanksensorkanalen. Het vloeistoftype moet worden gedefinieerd voor alle volgende kanalen als u sensoren op
het toestel hebt aangesloten.
• CH 6-RES TANK 1
(Resistieve tanksensor 1 (Kanaal 6),
• CH 7-RES TANK 2
(Resistieve tanksensor 2 (Kanaal 7),
• CH 22-VOLT TANK 1
(Spanning tanksensor 1 (Kanaal 22),
• CH 23-VOLT TANK 2
(Spanning tanksensor 2 (Kanaal 23),
1 Zorg ervoor dat alle tanksensoren goed zijn aangesloten op de juiste kabelgeleider.
2 Sluit de SWITCH INPUT: CALIBRATION ENABLE-draad gedurende vijf seconden aan op een
gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration mode activated, en de schakelaars 100 tot en met 119
verschijnen op de Garmin kaartplotter.
3 Selecteer de juiste schakelaar voor het kanaal van de tanksensor en het type vloeistof.
Op het scherm wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
4 Herhaal de vorige stap voor elke tanksensor die u moet configureren.
5 Sluit de SWITCH INPUT: CALIBRATION ENABLE-draad gedurende vijf seconden aan op een
gemeenschappelijke aarding.
Op het scherm verschijnt Tank sensor calibration mode deactived.
OPMERKING: Als er geen kalibratieschakelaars worden gebruikt, wordt de kalibratiemodus na 10
minuten automatisch gedeactiveerd. De kaartplotter moet uit- en weer ingeschakeld worden om de
kalibratieschakelaars te verbergen.
22
(X2 Kabelgeleider,
pagina 23)
pagina 23)
pagina 23)
pagina 23)
pagina 11).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave